3 dec 2024
Uitspraak ingezonden door Walter Blansjaar, Wildenberg Advocaten.
Hof stelt vast dat negatieve e-mails door appellante verzonden zijn, hoger beroep slaagt niet
Hof Arnhem-Leeuwarden 3 december 2024, IEF 22586, IT 4805; ECLI:NL:GHARL:2024:7455 (Appellante tegen Arhanta c.s.). Geïntimeerde 3 verzorgt via zijn ondernemingen Arhanta Yoga International en Arhanta Yoga Netherlands (hierna samen: Arhanta c.s.) een yogadocentenopleiding. In november 2020 is een e-mail verstuurd naar oud-cursisten van Arhanta c.s., waarin de afzender zich negatief uitlaat over Arhanta c.s. Volgens Arhanta c.s. heeft appellante, die in het verleden werkzaam was bij Arhanta c.s. en getrouwd was met de broer van geïntimeerde 3, deze mails verzonden. Arhanta c.s. stelt dat appellante daarnaast een e-mail aan geïntimeerde 3 heeft gestuurd, waarin zij zou hebben gedreigd belastende informatie te openbaren als zij geen geldbedrag zou ontvangen. Appellante betwist dat zij deze berichten heeft verzonden. In hoger beroep draait het om de vraag of er voldoende bewijs is dat appellante de mailberichten heeft verstuurd en of de mailberichten aan de oud-cursisten onrechtmatig zijn. In een tussenuitspraak in eerste aanleg, waarin de vorderingen deels op auteursrecht waren gebaseerd, oordeelde de rechtbank dat onvoldoende was bewezen van wie de e-mails afkomstig waren [zie IEF 22450].
Appellante krijgt geen gelijk in hoger beroep. Het hof oordeelt dat er voldoende bewijs is waaruit blijkt dat appellante de e-mails heeft verstuurd. Appellante voert onder meer aan dat het niet logisch zou zijn dat zij de mails zou versturen vanaf een adres met haar eigen naam, dat het taalgebruik niet met het hare overeenkomt en dat de berichten doorgestuurd zijn, waardoor de inhoud aangepast zou kunnen zijn. Arhanta c.s. onderbouwt haar standpunt met de bevindingen van de door haar ingeschakelde deskundige PSG Recherche en de door de rechtbank benoemde deskundige Riscon Arnhem. Beide deskundigen hebben vastgesteld dat de e-mails met hoge waarschijnlijkheid vanaf het betreffende mailaccount zijn verzonden en onderweg niet zijn gewijzigd. De verweren van appellante worden verworpen. Volgens het hof zijn de verstuurde e-mails onrechtmatig, aangezien de aantijgingen geen feitelijke basis hebben en de reputatie van Arhanta c.s. aantasten. Met het versturen ervan heeft appellante onrechtmatig gehandeld. Appellante moet een lijst verstrekken van personen aan wie de e-mail is gestuurd en een rectificatie verzenden. De vordering van appellante met betrekking tot het betalen van een schadevergoeding wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat er bij de rechtbank geen tegenvordering is ingesteld. Het hoger beroep slaagt niet en de bestreden vonnissen worden bekrachtigd.
3.18. Op grond van al het voorgaande is het hof van oordeel dat op grond van de inhoud van het gerechtelijk deskundigenonderzoek, dat wordt ondersteund en aangevuld door het PSG-onderzoek en bij gebreke van voldoende ontlastende bewijsmiddelen die daarover twijfel zaaien, met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat [appellante] de mailberichten aan de oud-cursisten en [geïntimeerde3] heeft verzonden. Het hof ziet bij deze stand van zaken geen aanleiding voor een nieuw deskundigenonderzoek, zoals door [appellante] is bepleit, omdat het hof zich voldoende voorgelicht acht. Ook de wijze van totstandkoming van het gerechtelijk deskundigenonderzoek geeft, anders dan [appellante] meent, geen aanleiding voor het inwinnen van een nieuw deskundigenbericht. Het hof sluit zich aan bij wat de rechtbank daarover heeft overwogen in ro. 2.6, 2.7 en ro. 2.15 tot en met 2.17 van het tussenvonnis van 22 februari 2023 en in ro. 2.3 en 2.9 tot en met 2.13. De door en namens [appellante] geschetste beleving van het verloop van het deskundigenonderzoek doen daaraan niet af.