Gepubliceerd op vrijdag 8 oktober 2021
IEF 20232
Hoge Raad ||
8 okt 2021
Hoge Raad 8 okt 2021, IEF 20232; ECLI:NL:HR:2021:1474 (Adidas tegen H&M ), https://ie-forum.nl/artikelen/hr-adidas-tegen-h-m

Uitspraak ingezonden door Gino van Roeyen, LAWNCH en Willem Hoyng en Frank Eijsvogels, HOYNG ROKH MONEGIER.

HR: Adidas tegen H&M

HR 8 oktober 2021, IEF 20232; ECLI:NL:HR:2021:1474 (Adidas tegen H&M) Het cassatieberoep van Adidas wordt verworpen. Zie ook de conclusie van A-G Drijber [IEF 19896]. H&M bood in 1997 fitness-kleding aan met twee strepen die, net als de merken van Adidas, zijn gepositioneerd op de mouwen en de broekspijpen van sportkleding. Adidas is daartegen in kort geding opgekomen. Die procedure waarin door de Hoge Raad eerder aan het HvJ EU prejudicële vragen werden gesteld heeft alles bij elkaar 18 jaar geduurd en liep via de Rechtbank Breda, het hof 's-Hertogenbosch en de Hoge Raad. Eind 2015 oordeelde het hof Arnhem-Leeuwarden [IEF 15491], na verwijzing door de Hoge Raad, dat H&M inbreukmakend heeft gehandeld. Adidas heeft vervolgens tegen H&M de onderhavige bodemprocedure aangespannen bij de rechtbank Den Haag. De rechtbank Den Haag oordeelde evenals het hof Arnhem-Leeuwarden dat sprake was van merkinbreuk vanwege verwarringsgevaar tussen het teken van H&M en de beeldmerken van Adidas [IEF 17252]. In hoger beroep oordeelde het hof Den Haag echter dat van merkinbreuk geen sprake was. De tussenruimte tussen de twee strepen is kleiner dan de tussenruimte tussen de drie strepen op de kleding van Adidas, die even breed is als zijn als een Adidas streep [IEF 18980]. Met het vandaag gewezen arrest is het oordeel van het hof Den Haag definitief geworden.

2. Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).