Gepubliceerd op woensdag 4 januari 2023
IEF 21156
Hoge Raad ||
23 dec 2022
Hoge Raad 23 dec 2022, IEF 21156; (Dagelijks Leven Zorg tegen Sena en Buma), https://ie-forum.nl/artikelen/hr-cd-afspelen-in-zorginstelling-is-openbaarmaking

Uitspraak ingezonden door Sikke Kingma en Maartje Möhring, Pels Rijcken en Tobias Cohen Jehoram, De Brauw Blackstone Westbroek.

HR: CD afspelen in zorginstelling is openbaarmaking

HR 23 december 2022, IEF 21155; ECLI:NL:HR:2022:1938 (Dagelijks Leven Zorg B.V. tegen Sena en Buma) Dagelijks Leven biedt een woonvoorziening voor ouderen met geheugenverlies die begeleiding en verpleging nodig hebben. De locaties zijn kleinschalig en bevatten gemiddeld 20 bewoners. De organisatie vordert in dit geding een verklaring dat het afspelen van muziek van één van de bewoners, op diens verzoek, in de gemeenschappelijke woonkamers geen openbaarmaking in de zin van de auteurswet is. De kantonrechter en het hof hebben deze vordering afgewezen. Gelet op het doel van richtlijnen 2001/29/EG en 2006/115/EG moet het begrip 'mededeling aan het publiek' ruim worden uitgelegd. Onderdeel 1 van het middel in principale beroep is gericht op het argument van Dagelijks Leven dat in dit verband ook niet-geharmoniseerd recht moet worden uitgelegd, wat het hof heeft verworpen. Dit kan niet tot cassatie leiden, nu richtlijnconforme interpertatie ook zal resultering in een handeling die resulteert in een verplichting tot betaling. Onderdeel 4 is gericht tegen het oordeel van het hof dat het aantal personen de minimisdrempel overschrijdt. Dagelijks Leven betoogt dat het hof miskent dat het relevante publiek moet worden beoordeeld aan de hand van het aantal luisteraars per woonkamer, in plaats van op alle locaties. Ook dit leidt niet tot cassatie. De woonkamers zien wisselend publiek, nu hier vook visitie langskomt en er verschillende zorgverleners rondlopen. De Hoge Raad gaat contrair aan zijn A-G Langemeijer en verwerpt het principale beroep.

3.2.2. De klacht kan niet tot cassatie leiden. Het hof heeft in rov. 6.13 vastgesteld dat het hier een wisselend publiek betreft van gemiddeld twintig bewoners met hun visite, meestal vrienden en familieleden, en het personeel van Dagelijks Leven, waaronder externe zorgverleners en vrijwilligers, verdeeld over twee huiskamers. Het heeft geoordeeld dat deze groep van personen niet kan worden beschouwd als specifieke individuen die tot een private groep behoren. Deze oordelen worden in cassatie, zoals volgt uit hetgeen hierna in 3.3 wordt overwogen, tevergeefs bestreden.

Het begrip publiek houdt een zekere de-minimisdrempel in, waardoor een te klein of zelfs onbeduidend aantal personen niet onder dit begrip valt.5 In het midden kan blijven of het hof bij zijn oordeel heeft kunnen betrekken dat het gaat om meer dan 27 zorglocaties. In de door het hof in rov. 6.13 genoemde omstandigheden ligt in samenhang met de eerste zin van rov. 6.14 kennelijk het oordeel van het hof besloten dat ook per zorglocatie niet kan worden gezegd dat sprake is van een te klein of onbeduidend aantal personen. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.

Bij haar klacht dat het hof daarbij ten onrechte heeft betrokken dat het gaat om meer dan 27 zorglocaties, verspreid over het hele land, heeft Dagelijks Leven daarom geen belang.