Gepubliceerd op vrijdag 22 april 2022
IEF 20670
Hoge Raad ||
22 apr 2022
Hoge Raad 22 apr 2022, IEF 20670; ECLI:NL:HR:2022:621 (Max Verstappen tegen Picnic), https://ie-forum.nl/artikelen/hr-lookalike-is-portret-van-verstappen

Uitspraak ingezonden door Jorn Torenbosch, Universiteit Utrecht en KLOS c.s.

HR: lookalike is portret van Verstappen

HR 22 april 2022, IEF 20670; ECLI:NL:HR:2022:621 (Max Verstappen tegen Picnic) Zie [IEF 17658], [IEF 19239] en [IEF 20319]. Het filmpje van online supermarkt Picnic waarin de bekende coureur Max Verstappen wordt nagespeeld door een lookalike is een portret in de zin van art 21 Aw. Voor de beoordeling of het openbaar gemaakt mocht worden is een nog te maken belangenafweging noodzakelijk. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof.

 
3.3

Het oordeel van het hof in rov. 3.3.2 kan niet anders worden begrepen dan dat Verstappen in de afbeelding van de lookalike kan worden herkend en dat de mogelijkheid van herkenning is vergroot door uiterlijk en kleding van de lookalike alsmede door het scenario van de film. Zijn oordeel dat niettemin geen sprake is van een portret omdat voor de aanschouwer duidelijk is dat het niet Verstappen zelf betreft, maar dat het gaat om een persiflage van zijn optreden in reclamefilms voor Jumbo, getuigt van een onjuiste rechtsopvatting, gelet op hetgeen hiervoor in 3.2.1-3.2.3 is overwogen. De hiervoor in 3.1 weergegeven klacht slaagt dus.

3.4

In het voetspoor van onderdeel 1.1 komt onderdeel 1.2 terecht op tegen het oordeel van het hof (in rov. 3.3.3) dat niet behoeft te worden ingegaan op de vraag in hoeverre een redelijk belang van Verstappen in de zin van art. 21 Aw zich tegen openbaarmaking van het beeldmateriaal verzette, althans vergde dat die openbaarmaking achterwege bleef zolang niet op adequate wijze aan het commerciële belang van Verstappen tegemoet was gekomen. Gelet op hetgeen hiervoor in 3.3 is overwogen, is sprake van een portret van Verstappen in de zin van art. 21 Aw. Na verwijzing zal de door die bepaling voorgeschreven belangenafweging alsnog moeten plaatsvinden. Daarbij is het hof na verwijzing niet gebonden aan hetgeen in het bestreden arrest (rov. 3.4.1-3.4.3 en 3.5) is overwogen ter beantwoording van de vraag of het handelen van Picnic jegens Verstappen anderszins onrechtmatig is.