Gepubliceerd op maandag 14 maart 2011
IEF 9467
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

In het land van onderschepping

Vzr. Rechtbank Rotterdam, 11 maart 2011, KG ZA 11-116, Van CAem International tegen Spirits International (met dank aan Gerard van der Wal & Greetje van Heezik, Houthoff Buruma)

Merkenrecht. Mededinging. Opheffing beslag op een partij in transito vervoerde "Stolichnaya" wodka opgeheven, met toepassing van de arresten C-281/05 (Montex/Diesel) en C-405/03 (Class International). Onder verwijzing naar deze arresten oordeelt de voorzieningenrechter dat er een gerede mogelijkheid bestaat dat het Hof van Justitie de conclusie van advocaat-generaal P. Cruz Villalón in de zaken C-446/09 (Philips/Lucheng) en C-495/09 (Nokia/Her Majesty's Commissioners of Revenu and Customs) zal volgen en zal oordelen dat de vervaardigingsfictie geen toepassing vindt in een situatie als onderhavige (opslag in Nederland van transitogoederen). In het verlengde daarvan acht de voorzieningenrechter een gerede mogelijkheid aanwezig dat ook de bodemrechter in lijn met de voorgenoemde arresten zal oordelen dat geen sprake is van een merkinbreuk in de zin van artikel 2.20 sub (a) BVIE.

4.8.6. Gelet op de onder 4.8.2 en 4.8.3 genoemde arresten mag ervan worden uitgegaan dat er een gerede mogelijkheid bestaat dat het HvJ de onder 4.8.5 genoemde conclusie van de AG zal volgen, in die zin dat de vervaardigingsfictie, in een situatie als de onderhavige, geen toepassing vindt en, in het verlengde daarvan, dat de bodemrechter in het onderhavige geschil tussen Van Caem en SPI, in de lijn van voornoemde arresten zal oordelen dat geen sprake is van merkinbreuk in de zin van artikel 2.20 sub (a) BVIE. De partij wodka is immers bestemd voor Mongolië en het enkele fysieke binnenbrengen van goederen op het grondgebied van de EU kan voorshands niet worden aangemerkt als "gebruik van een teken" als bedoeld i11 artikel 2.20 sub (a) BVIE.

4.9. De slotsom is dat naar voorlopig oordeel sprake is van transitgoederen die geen inbreuk mmaken op de merkrechten van SPI. Daarmee is summierlijk van de ondeugdelijkheid van de aan het beslag ten grondslag gelegde vordering - welke vordering immers was gebaseerd op inbreuk op de merkrechten van SPI - gebleken. Het belang van Van Caembij opheffing van het beslag prevaleert bovendien boven het belang van SPI bij handliaving daarvan. De vordering tot opheffing van beslag zal derhalve worden toegewezen.

Lees het vonnis hier, hier(link) en hier(pdf)