Gepubliceerd op woensdag 27 juli 2011
IEF 10005
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

In wezen zelfde soort dier

BBIE 7 juli, oppositienr 2005055 (ZEG Zweirad-Einkaufs-Genossenschaft eG tegen Dutch Bicycle Group B.V.)

Met samenvatting van Frank Bouman, Inaday merken & patenten.

Merkenrecht. Oppositie o.g.v. ouder beeldmerk [PEGASUS] woord-/beeldmerk [PEGASUS] tegen beelmerk [SCHAAKBORDPAARD]. Oppositiebeslissing. Totaalindruk: De merken en het teken stemmen in hun totaalindruk niet overeen. Afgewezen. Merk wordt ingeschreven.

Begripsmatige gelijkenis tussen twee paarden. Het BBIE concludeert dat het eerste paard een mythologisch paard is [PEGASUS] en het andere een paardenhoofd/schaakstuk en dat er daarom geen begripsmatige gelijkenis is. Er begint dan wel een rare kronkel te komen in Sabel/Puma, HvJ EU 11 november 1997, C-251/97:

"Het criterium ”gevaar voor verwarring, inhoudende de mogelijkheid van associatie met het oudere merk", als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub b, van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der Lid-Staten moet aldus worden uitgelegd, dat gevaar voor verwarring in de zin van deze bepaling niet reeds aanwezig kan worden geacht, indien het publiek twee merken wegens hun overeenstemmende begripsinhoud met elkaar zou kunnen associëren."

37. Begripsmatig verwijzen de tekens onmiskenbaar naar een in wezen zelfde soort dier, namelijk een paard. Echter, de begripsinhoud wordt danig genuanceerd door de specifieke invulling die de respectieve afbeeldingen geven, namelijk enerzijds van een mythologisch, goddelijk en vliegend paard, anderzijds van een gestileerd paardenhoofd, ook bekend vanuit het schaakspel. Dit alles maakt dat de begripsmatige overeenstemming hooguit gering te noemen is.

35. Beide tekens zijn zuivere beeldmerken, bestaande uit een (gehele of gedeeltelijke) afbeelding van een paard. Visueel verschillen de afbeeldingen echter sterk: het ingeroepen recht beeldt een paard uit in volle actie (in rengalop of steigerend), de  voorste benen in de lucht, de achterste naar achteren gestrekt. Verder heeft het paard (gestileerde) vleugels, hetgeen uiteraard in het oog springt bij paarden en waarmee kennelijk verwezen wordt naar het mythische paard Pegasus. Het betwiste teken bevat alleen de kop van een paard en geeft een statische indruk; het doet denken aan een schaakstuk. Verder is het iets gedetailleerder dan het ingeroepen recht in de weergave van de bek, de kaaklijn en een oog. De punten van gelijkenis die opposant opsomt (zie punt 17: zelfde richting, manen en spitse oren) zijn niet geheel overtuigend, aangezien een laterale afbeelding slechts op twee manieren kan worden weergegeven en ook een gestileerde weergave van de  manen en de oren van een paard weinig uitbeeldingsvrijheid laat. Het Bureau is al met al  van oordeel dat de tekens in hun visuele totaalindruk niet overeenstemmen.

36. Fonetisch is het niet uitgesloten dat de consument de tekens zal aanduiden door ze te beschrijven in zijn moedertaal (in die zin GEU, Pelikan, T-389/03, 17 april 2008). In het Nederlands bijvoorbeeld zou dat voor het ingeroepen recht kunnen zijn: “vliegend (of gevleugeld) paard”, “steigerend paard” of misschien wel “Pegasus”; bij het betwiste teken “paardenhoofd”, “paardenkop” of “schaakpaard”. De enkele aanwezigheid van het element “paard” in deze aanduidingen acht het Bureau te gering om tot auditieve overeenstemming te concluderen.

Lees de beslissing hier (link).
BVIE