Gepubliceerd op dinsdag 21 februari 2023
IEF 21249
Rechtbank Zeeland-West-Brabant ||
16 feb 2023
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 16 feb 2023, IEF 21249; ecli:NL:RBZWB:2023:1078 (Eiser tegen gedaagde), https://ie-forum.nl/artikelen/inbreuk-op-auteursrecht-met-carnavalslied

Inbreuk op auteursrecht met carnavalslied

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 16 februari 2023, IEF 21249; ECLI:NL:RBZWB:2023:1078 (eiser tegen gedaagde) De zaak gaat over een geschil tussen twee muzikanten over een carnavalsnummer dat door de ene muzikant is uitgebracht en volgens de andere muzikant inbreuk maakt op zijn auteursrechten en persoonlijkheidsrechten. De eisende muzikant heeft in een kort geding gevorderd dat de andere muzikant het nummer niet meer mag uitvoeren tijdens carnaval en dat alle exemplaren van het nummer moeten worden vernietigd. De rechter heeft geoordeeld dat de eisende muzikant een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen en dat de nummers op elkaar lijken. De gedaagde heeft zich beroepen op de parodie-exceptie in de Auteurswet, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de werken zoveel overeenstemming hebben dat er sprake is van aantasting van de persoonlijkheidsrechten van de eiser. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde het nummer van Spotify moet verwijderen en het nummer niet meer mag ten gehore brengen op straffe van een dwangsom.

4.4. [gedaagde] heeft erkend dat hij zich bij het maken van zijn werk heeft gebaseerd op het werk van [eiser] en gesteld dat hij dit met wat aanpassingen in de titel (vanwege zijn voornaam) en in de tekst in Tilburgs dialect wilde uitbrengen ten behoeve van carnaval. Aanvankelijk heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat sprake was van een cover althans een parodie, maar in dit kort geding stelt hij zich uitsluitend op het standpunt dat sprake is van een toegestane parodie. Uit deze stellingen en bij vergelijking van de teksten zoals die in het geding zijn gebracht, volgt dat [gedaagde] het werk in gewijzigde vorm en met een wijziging van de naam openbaar heeft gemaakt. De voorzieningenrechter stelt in dit verband vast dat de titel en tekst van de beide nummers op onderdelen afwijken, maar het woord “ [woord] ” in de titel (en het gebruik van een voornaam) en het merendeel van de tekst overeen stemt, waarbij het refrein vrijwel hetzelfde is. [eiser] heeft bij het maken van de tekst creatieve keuzes gemaakt die door [gedaagde] grotendeels zijn overgenomen.

4.6. Voor wat betreft de beoordeling van de totaalindruk van de auteursrechtelijk beschermde elementen van het werk van [eiser] overweegt de voorzieningenrechter dat de wijze waarop het nummer in de clip wordt gebracht op hoofdlijnen met elkaar overeen stemt. De gezongen tekst is van een sjoemelende autoverkoper in een platte taal en dat wordt verder versterkt door de aankleding van de artiest in de clip. In beide clips is een louche verkoper te zien gekleed in een colbert met blouse, een zonnebril, gekamd haar, een baardje, armbanden, horloge en ringen. Het type personage stemt met elkaar overeen en de verschillen in uiterlijk zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter klein en maken het karakter niet anders. Dat geldt ook voor de in clips getoonde bumperstickers waarop beiden het gezicht van een wat louche autoverkoper te zien is. De personages, locaties en grappen zijn verschillend, maar doen ook niet af aan hetzelfde beeld dat daarmee wordt neergezet, namelijk een karikatuur van een louche autoverkoper. Op grond van het voorgaande hebben de werken naar het oordeel van de voorzieningenrechter in zoveel mate overeenstemming dat, als gevolg van de door [gedaagde] aangebrachte wijzigingen, er sprake is van aantasting van de persoonlijkheidsrechten van [eiser] waar hij zich in redelijkheid tegen mag verzetten. Voor de redelijkheid van dit verzet is van belang dat [eiser] muzikant en artiest is en het nummer van [gedaagde] verwarring wekt met zijn eigen nummer, dat daardoor naar de achtergrond kan worden gedrukt hetgeen, onder meer, financieel nadeel met zich mee kan brengen. Daar staat weliswaar tegenover het belang van [gedaagde] om het nummer ten gehore te brengen, als grap voor carnaval, zoals [gedaagde] aanvoert, maar dat neemt niet weg dat de belangen van [eiser] zwaarder wegen en prevaleren, temeer nu [gedaagde] het nummer onder meer op een streamingsdienst als Spotify heeft geplaatst.

4.10. Partijen verschillen er hier over of er sprake is van een rechtmatige parodie. [gedaagde] stelt dat dit het geval is vanwege duidelijke verschillen in de tekst en in de uitvoering. Verder stelt [gedaagde] dat in zijn nummer aan spot wordt gedaan en de spot wordt gedreven met [gedaagde] zelf en het nummer bedoeld is als carnavalslied zoals blijkt uit de oranje-groene vlaggetjes in de huiskamer en het spandoek waarop staat “ [tekst 4] ”. De spot hoeft zich niet te richten op het oorspronkelijke werk

4.11. De voorzieningenrechter overweegt dat het tekst van [eiser] versterkt door de presentatie van de hoofdpersoon de spot drijft met het personage van louche autoverkoper. Ook dit element wordt overgenomen door [gedaagde] in zijn nummer dat eveneens de spot drijft met de persoon van een louche autoverkoper en in hooflijnen op dezelfde wijze. Anders dan bijvoorbeeld in de casus die heeft geleid tot het Deckmyn arrest, waarbij een tekening van [naam 2] werd gebruikt voor een politieke spotprent (of het op gedragen toon voordragen door [naam 3] van de songtekst van [titel 3] ) ontbreekt het bij de versie van [gedaagde] aan een draai aan het werk van [eiser] waardoor in voldoende mate afstand van het werk van [eiser] ontstaat. Wat betreft tekst, uitvoering en thematiek is hier sprake van teveel hetzelfde. Het feit dat het nummer van [gedaagde] (overigens slechts gedeeltelijk) is vertolkt in een Tilburgs, althans Midden-Brabants dialect, neemt evenmin weg dat de tekst en het nummer veel lijkt op het nummer van [eiser] en er onvoldoende sprake is van duidelijke verschillen of een duidelijk verschil waardoor sprake is van een parodie. Reeds op deze grond is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat er geen sprake is van een parodie in de zin van artikel 18b Aw en dat [gedaagde] geen beroep toekomt op de parodie-exceptie. Aan een belangenafweging in de zin van artikel 18b Aw wordt daarom niet toegekomen.