Gepubliceerd op dinsdag 28 april 2009
IEF 7854
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Inclusief kantoorkasten

Vzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 28 april 2009, LJN: BI2579, Cafe Bolle Jan te Amsterdam tegen  Apresskihut Bolle Jan te Eersel (NB)

Merkenrecht. Café Bolle Jan te Amsterdam en Apresskihut Bolle Jan te Eersel (NB). Geen merkinbreuk wegens onvoldoende kans op verwarring bij het publiek. Vonnis dat wellicht enige uitleg behoeft. “[Eiseres] beroept zich voor haar vorderingen op BVIE art. 2.20 lid 1 sub b en op de artt. 5 en 5a van de Handelsnaamwet (HnW). Deze artikelen eisen voor hun toepasselijkheid alle een zekere mate van verwarringsgevaar. Daaronder valt bij diensten als de onderhavige mede te begrijpen de gedachte: wie steekt er achter het aangeboden vertier; wie verzorgt het?”

4.2. Kernvraag in dit geding is: is het gebruik door [gedaagde] van het kenmerkende woordelement “Bolle Jan“ in haar naam en in haar reclame-uitingen een inbreuk op de merkenrechten van [eiseres]?

4.3. Daarbij gaat het niet om gebruik door [gedaagde] van tekens die gelijk zijn aan de ingeschreven merken (Beneluxverdrag Intellectuele Eigendom (BVIE) art. 2.20 lid 1 sub a). [gedaagde] gebruikt zelf de van de ingeschreven merken afwijkende combinatie van woorden: “Après ski hut Bolle Jan” zonder het ingeschreven element “café”. [eiseres] beroept zich begrijpelijkerwijs dan ook niet op BVIE art. 2.20 lid 1 sub a.

4.4. De door [eiseres] ingeschreven merken zijn geen bekende merken. In geen geval zijn zij van algemene bekendheid (zoals Philips of Shell). [eiseres] heeft op de gemotiveerde be-twisting daarvan door [gedaagde] niet aannemelijk kunnen maken dat van bekende merken sprake is. Zij stelt dat slechts in de stukken van haar advocaat, maar uit de door haar overgelegde acht producties blijkt daarvan niets. En omdat geen van de drie ingeschreven merken bekende merken zijn, kan [eiseres] zich voor haar vorderingen niet beroepen op BVIE art. 2.20 lid 1 sub b en c (aanhaken resp. reputatie-schade).

(…) 4.6. [eiseres] beroept zich voor haar vorderingen op BVIE art. 2.20 lid 1 sub b en op de artt. 5 en 5a van de Handelsnaamwet (HnW). Deze artikelen eisen voor hun toepasselijkheid alle een zekere mate van verwarringsgevaar. Daaronder valt bij diensten als de onderhavige mede te begrijpen de gedachte: wie steekt er achter het aangeboden vertier; wie verzorgt het?

4.7. De rechter is er niet van overtuigd kunnen raken dat het Amsterdamse Café Bolle Jan enige bekendheid geniet in Eersel en wijde omgeving. [gedaagde] heeft zulks betwist en het blijkt nergens uit. Bij dit uitgangspunt neemt een naam of teken dat weliswaar ook gebruik maakt van de woordelementen “Bolle Jan”, maar niet tevens van de aanduiding “café”, en waarbij die woordelementen worden gebruikt:
-in combinatie met het woord “après ski hut”;
-in een totaalbeeld dat (met hun toestemming) nauw aansluit bij het biermerk “Bolle Jan”;
voldoende afstand van de ingeschreven woordmerken van [eiseres] om verwarringsgevaar te voorkomen.

4.8. Op het ontbreken van dat verwarringsgevaar stuiten de vorderingen van [eiseres] af.

4.9. De rechter acht in deze zaak het aantal van 41,7 in rekening gebrachte uren (buiten die gemaakt op 14, 15 en 16 april 2009) onredelijk hoog, dan wel, als die veroorzaakt zijn door onvoldoende vertrouwdheid met dit onderwerp, het in rekening gebrachte uurtarief onredelijk hoog. Redelijke en evenredige proceskosten worden begroot op: honorarium inclusief kantoorkasten € 9.000,00 en verschotten conform opgave € 262,00. BTW is voor gedaagde geen kostenpost.

Lees het vonnis hier.