Jurisprudentielunch Octrooirecht 2015 - 'second medical use claims'
 Bijdrage ingezonden door Menno Loos, Masterstudent UvA. Op woensdag 9 december vond de jaarlijkse octrooirecht jurisprudentielunch plaats, georganiseerd door deLex. Prof. Mr. W.A. Hoyng en Mr. B.J. van den Broek bespraken met de aanwezige advocaten en octrooigemachtigden (en een enkele student) de meest belangrijke octrooirechtjurisprudentie van 2015. Bijna veertig uitspraken passeerden de revue.
Bijdrage ingezonden door Menno Loos, Masterstudent UvA. Op woensdag 9 december vond de jaarlijkse octrooirecht jurisprudentielunch plaats, georganiseerd door deLex. Prof. Mr. W.A. Hoyng en Mr. B.J. van den Broek bespraken met de aanwezige advocaten en octrooigemachtigden (en een enkele student) de meest belangrijke octrooirechtjurisprudentie van 2015. Bijna veertig uitspraken passeerden de revue.
De zaken die verreweg het meeste stof deden opwaaien, betroffen de zaken over ‘second medical use claims’. Dit zijn conclusies die een nieuwe toepassing van een bestaand medicijn beschermen. De nieuwheid van de uitvinding is gelegen in de toepassing van het medicijn: voor een nieuwe indicatie, nieuwe subpopulatie, in een nieuwe toedieningsvorm, in een nieuw doseringsregime, of met een nieuw technisch effect.
Onder de invloed van personalized medicine zal het aantal second medical use uitvindingen in de toekomst sterk toenemen. Het is daarom van groot belang dat deze second medical use claims ook daadwerkelijk te handhaven zijn, of dat in elk geval duidelijk is hoe er met dergelijke claims moet worden omgegaan.
In deze bijdrage bespreek ik de uitspraken van het geding tussen Novartis en Sun (IEF 13841, IEF 14599, IEF 15451), waarin de moeilijkheid van handhaven van second medical use claims aan bod komt. Vervolgens bespreek ik twee mogelijke manieren hoe de rechter met second medical use claims om kan gaan.
Novartis v Sun
Novartis is houdster van een Europees octrooi op het  gebruik van zoledroninezuur voor de behandeling van osteoporose  (botaandoening). De uitvinding is vastgelegd in een Swiss-claim: “gebruik van zoledroninezuur voor de vervaardiging van een geneesmiddel voor de behandeling van osteoporose (…)” Zoledroninezuur  werkt niet alleen ter behandeling van osteoporose, maar ook voor de  behandeling van de (zeldzame) ziekte van Paget. Het product van Novartis  (Aclasta) wordt voor 97,3% gebruikt voor osteoporose en voor 2,7% voor  Paget.
    Nu de stof zoledroninezuur en het gebruik van de stof ter  behandeling van Paget niet langer beschermd zijn, staat het andere  fabrikanten in elk geval vrij om de stof te gebruiken ter vervaardiging  van een medicijn ter behandeling van Paget Sun brengt een generiek  geneesmiddel met zoledroninezuur op de markt en heeft een  marktvergunning die ziet op het gebruik van het product voor beide  indicaties. Op verzoek van Sun schrapt het College ter Beoordeling van  Geneesmiddelen de indicatie osteoporose uit de Summary of Product  Characteristics (SmPC) en de fysieke bijsluiter (niet uit de digitale  versie). Vervolgens gaat Sun een overeenkomst aan met verzekeraar VGZ  waarbij wordt overeengekomen dat Sun’s zoledroninezuur het ‘preferente’  zoledroninezuur wordt, zonder een beperking m.b.t. de indicatie. Dit  betekent dat als zoledroninezuur wordt voorgeschreven, VGZ alleen het  product van Sun vergoedt, ongeacht de indicatie (Paget of osteoporose).  Als gevolg wordt het product van Sun in grote hoeveelheden gebruikt voor  de geoctrooieerde indicatie.
KG – 1e aanleg
In kort geding  wordt Sun aangesproken door Novartis wegens indirecte inbreuk (aanbieden  en leveren van een geneesmiddel met zoledroninezuur voor de behandeling  van osteoporose). De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af  wegens serieuze kans op nietigheid (IEF 13841 12 mei 2014).
KG – beroep
In  beroep vernietigt het Hof dit vonnis (IEF 14599 27 januari 2015). Het  Hof oordeelt dat de uitvinding nieuw, inventief en nawerkbaar is.  Bovendien komt het Hof tot het oordeel dat Sun indirecte inbreuk heeft  gepleegd door het aanbieden en leveren van haar product. Het Hof  overweegt, zonder dit toe te lichten, dat het product van Sun een  wezenlijk bestanddeel van de uitvinding van Novartis is (r.o. 4.31). En  gezien hetgeen overeengekomen tussen Sun en VGZ (zonder enige beperking  m.b.t. indicaties), moest Sun weten dat haar product ook zal worden  gebruikt voor de geoctrooieerde indicatie (r.o. 4.32-37). Sun heeft VGZ  er nog op gewezen dat Novartis octrooi heeft op toepassing voor de  behandeling van osteoporose, maar verbond hier geen  leveringsconsequenties aan. Ook de e-mail die Sun aan groothandels  verstuurde waarin zij op het octrooi van Novartis wees, helpt haar niet.  Conclusie: indirecte inbreuk.
Bodemvonnis
Naast het kort  geding is ook een bodemprocedure aanhangig, waarin Sun vernietiging  vordert van het octrooi en Novartis in reconventie een inbreukverbod  vordert. De rechtbank volgt het oordeel van het Hof m.b.t. de geldigheid  (het octrooi is geldig), maar komt tot het oordeel dat er geen sprake  is van indirecte inbreuk (IEF 15451 25 november 2015).
    De  rechtbank overweegt dat de Swiss-claim moet worden aangemerkt als een  werkwijzeconclusie die de vervaardiging van een geneesmiddel beschermt  (4.49, 4.54). Het volgt uit de uitspraak T 1780/12 (par. 22) van de  Technische Kamer van Beroep dat een Swiss-claim een andere (beperktere)  beschermingsomvang heeft dan een EPC2000-claim. Onder het vernieuwde  Europees Octrooiverdrag (EPC2000), biedt artikel 54 lid 5 de  mogelijkheid om een tweede of verdere medische toepassing van een  bestaand medicijn te beschermen. Dit kan in de vorm van een use-claim  (Use of substance X for treatment of Z.). Een dergelijke conclusie moet  worden aangemerkt als een doelgebonden productconclusie, terwijl een  Swiss-claim moet worden gezien als een doelgebonden werkwijzeconclusie.
     Omdat de conclusie van Novartis een werkwijzeconclusie betreft, kan  volgens de rechtbank het zinsdeel ‘voor toepassing van de geoctrooieerde  uitvinding’, zoals verwoordt in artikel 73 ROW, niet anders worden  begrepen dan het bereiden van het geneesmiddel zoledroninezuur voor de  behandeling van osteoporose (r.o. 4.54). Het product dat Sun levert  betreft een ready to use product. Dit betekent dat nergens in de keten  na levering van het product bereidingshandelingen plaatsvinden. Het  product van Sun dient dus niet voor toepassing van de geoctrooieerde  uitvinding. De levering van het product van Sun levert dan ook geen  indirecte inbreuk op. De rechtbank zegt hiermee dat een ready to use  product niet kan worden aangemerkt als een wezenlijk bestanddeel van een  uitvinding vastgelegd in een Swiss-claim.
Directe inbreuk?
Kan  het leveren van Sun’s generiek worden aangemerkt als directe inbreuk  door Sun? De rechtbank houdt vanwege ontwikkelingen die kort voor de  mondelinge behandeling hebben plaatsgevonden (het arrest in kortgeding  en uitspraken in de vergelijkbare Engelse zaak Warner-Lambert v Actavis)  haar uitspraak hierover vooralsnog aan. De rechtbank sluit het echter  niet uit dat er sprake is van directe inbreuk, d.m.v. het aanbieden en  leveren van een rechtstreeks verkregen voortbrengsel van de werkwijze  (art. 53 lid 1 sub b ROW).
Wat mij betreft heeft de rechter bij  de beoordeling of sprake is van directe inbreuk twee mogelijkheden: een  strikte grammaticale interpretatie, of een meer pragmatische benadering.
Strikte grammaticale interpretatie
Directe  inbreuk kan volgens een grammaticale interpretatie van de Swiss-claim  alleen bewezen worden als de generiekfabrikant daadwerkelijk alle  stappen van de claim heeft doorlopen of het voortbrengsel het gevolg  hiervan is. Dus de volgende vraag moet worden gesteld: heeft Sun  zoledroninezuur gebruikt voor de vervaardiging van een geneesmiddel voor  de behandeling van osteoporose? Vast staat dat Sun zoledroninezuur  heeft gebruikt, en ook dat dit gebruikt is om een geneesmiddel te  vervaardigen. Maar is dit geneesmiddel vervaardigd voor de behandeling  van osteoporose? Uit Engelse rechtspraak blijkt dat deze vraag neerkomt  op een debat over de invulling van het woord ‘voor’. Bij een strikte  grammaticale interpretatie van de Swiss-claim moet worden geconcludeerd  dat de beweerdelijk inbreukmaker al bij het gebruik van de stof voor het  vervaardigen van een geneesmiddel de bedoeling moet hebben gehad dit  geneesmiddel voor de geclaimde indicatie te gebruiken. Judge Arnold  gebruikt in Warner-Lambert v Actavis I het criterium van ‘subjective  intention’, een term die zich volgens mij het best laat vertalen als  ‘expliciete intentie’. De intentie van de fabrikant is meestal echter  pas kenbaar op het moment dat het product op de markt komt.  Omstandigheden die in overweging genomen dienen te worden om de intentie  van de fabrikant te ontwaren zijn: het label waaronder het product  wordt verkocht (is de beschermde indicatie geschrapt?), verdere  vermeldingen op de verpakking (staat op grote verpakkingen bestemd voor  groothandelaren vermeld dat het product niet bestemd is voor de  beschermde indicatie?), overige maatregelen ter voorkoming van gebruik  van het generiek voor de beschermde indicatie (heeft de fabrikant  waarschuwingsbrieven gestuurd naar groothandelaren en apothekers?) en  overige omstandigheden (is fabrikant een overeenkomst aangegaan,  onbeperkt m.b.t indicaties?; hoe verhouden de verkoopcijfers van de  beschermde en de vrije indicatie zich tot elkaar?).
    In de  onderhavige casus heeft Sun haar product op de markt gebracht onder een  skinny-label (de beschermde indicatie was geschrapt), ook heeft zij VGZ  en groothandelaren op de hoogte gesteld van het octrooi van Novartis.  Deze acties geven in sterkere mate aan wat niet de intentie is van Sun,  dan dat de deelname in de onbeperkte overeenkomst met VGZ aangeeft wat  wel de intentie is van Sun. Weliswaar nemen deze acties niet weg dat het  voor Sun voorzienbaar had kunnen zijn dat haar product voor de  beschermde indicatie gebruikt zou kunnen worden, maar de acties geven  wel voldoende blijk van haar expliciete intentie het product alleen voor  de ziekte van Paget op de markt te brengen. Volgens deze strikte  benadering kan dus geen directe inbreuk worden bewezen.
    In de  praktijk zal het nauwelijks voorkomen dat een generiekfabrikant geen  carve-out toepast of geen maatregelen treft, zodat niet bewezen kan  worden dat de fabrikant expliciete intentie heeft zijn product voor de  beschermde indicatie te verkopen. Deze strikte benadering zal daarom tot  gevolg hebben dat een tweede medische indicatie-claim verwordt tot een  tweederangs recht; onmogelijk te handhaven.
Een meer pragmatische benadering
De  bovenstaande benadering is een nadelige voor octrooihouders. Er zou  daarom ook gepleit kunnen worden voor een andere invulling van het  ‘intentiecriterium’, onderliggend aan het woord ‘voor’. Het  intentiecriterium moet ruimer worden opgevat: de generiekfabrikant heeft  een redelijke verantwoordelijkheid om er voor te zorgen dat zijn  product niet voor de beschermde indicatie wordt gebruikt. In het geval  dat een niet verwaarloosbaar aantal van zijn product toch voor de  beschermde indicatie wordt gebruikt, dan heeft de generiekfabrikant geen  afdoende maatregelen getroffen dit te voorkomen, en heeft hij kennelijk  de intentie gehad een medicijn te vervaardigen voor de behandeling van  de beschermde indicatie.
    Een dergelijke invulling van het  intentiecriterium komt de facto neer op een verruiming van de  beschermingsomvang van een Swiss-claim: van die van een doelgebonden  werkwijzeconclusie, naar die van een doelgebonden productconclusie.
Het  Hof heeft in haar arrest van 27 januari 2015 wellicht gedacht dat de  constructie van de Swiss-claim gezien moet worden als een ‘trucje’ van  de GKvB (G 5/83) om uitvinders van tweede medische toepassingen  tenminste enige bescherming te bieden, in tijden dat het EOV nog niet  voorzag in de bescherming van tweede of verdere medische toepassingen  (1984). En misschien heeft zij daarin gelijk. Aangezien het EOV nu wel  voorziet in bescherming van tweede medische toepassingen, is dit trucje  niet meer nodig en kunnen Swiss-claims net als EPC2000-claims worden  behandeld. Deze pragmatische benadering volgend, moet geconcludeerd  worden dat Sun in de onderhavige casus zowel directe inbreuk als  indirecte inbreuk pleegt. Nu de beschermingsomvang zich ook uitstrekt  tot het gebruik van het geneesmiddel (en niet alleen tot de  vervaardiging ervan), vormt het generieke zoledroninezuur namelijk een  wezenlijk bestanddeel van de uitvinding. Levering van het generieke  zoledroninezuur levert daarom een indirecte inbreuk op.
In elk geval  zou de pragmatische benadering een einde maken aan de rechtsonzekerheid  over de (on)mogelijkheid van handhaving van Swiss-claims (want goed  mogelijk). Een groot probleem van deze benadering, dat hoe dan ook bij  EPC2000-claims speelt, is dat generiekfabrikanten aanzienlijke  maatregelen moeten treffen om te voorkomen dat hun product voor de  beschermde indicatie gebruikt zal worden, met eventueel hogere prijzen  tot gevolg en in het ergste geval een kleiner aanbod van generieke  middelen. Aangezien onder het huidige regulatoire stelsel, medicijnen op  basis van stofnaam zonder vermelding van de indicatie worden  voorgeschreven, is het niet ongebruikelijk dat een generiek aan een  patiënt wordt gegeven voor een indicatie die nog beschermd wordt door  een second medical use claim. Deze praktijk in combinatie met de ruime  invulling van het intentiecriterium maakt het haast onmogelijk voor  generieken om de markt te betreden, omdat er altijd een risico is dat  hun product wordt gebruikt voor een beschermde indicatie, waardoor de  generiekfabrikant indirecte inbreuk verweten kan worden. Dit heeft zeer  onwenselijke gevolgen, daarom zal óf het regulatoire stelsel m.b.t. het  voorschrijven en uitgeven van medicijnen moeten worden aangepast, óf een  strikter criterium voor inbreuk moeten worden gebezigd, zoals het  criterium van expliciete intentie.
Het is evident dat beide  benaderingen een onbevredigende uitkomst hebben. Een strikte benadering  heeft tot gevolg dat het bijna onmogelijk is om inbreuk te bewijzen,  waardoor een second medical use claim waardeloos wordt. Een pragmatische  benadering heeft tot gevolg dat inbreuk gemakkelijk te bewijzen is,  maar breidt de beschermingsomvang van een Swiss-claim uit en zadelt  generiekfabrikanten op met een enorme verantwoordelijkheid.
    De  moeilijkheid van handhaven van second medical use claims staat in direct  verband met het huidige regulatoire stelsel dat geen rekening houdt met  het octrooirecht. In combinatie met een preferentiebeleid van een  verzekeraar lijkt het zelfs inbreuken te faciliteren. Het staat daarom  buiten kijf dat het ‘voorschrijf- en uitgeef’-stelsel aanpassing  behoeft. Een nieuw systeem moet er voor zorgen dat in het geval een  middel wordt voorgeschreven voor een indicatie die is beschermd door een  second medical use claim, de apotheker alleen maar het medicijn van de  octrooihouder kan uitgeven. Als een middel wordt voorgeschreven voor een  off-patent indicatie, staat het de apotheker vrij een medicijn te  kiezen.
    Ik ben van mening dat, zolang het stelsel niet is  aangepast, de mankementen van het huidige stelsel niet op het bord  moeten komen van de generiekfabrikant (Sun in dit geval). Als de  pragmatische benadering gehanteerd zal gaan worden, dan verwacht ik  namelijk dat minder generieken de markt zullen betreden. Weliswaar  vinden er dan minder inbreuken plaats, maar er zullen ook veel minder  medicijnen beschikbaar zijn voor off-patent indicaties. Al met al vind  ik dat het belang van toegang tot goede (en betaalbare) gezondheidszorg  moet prevaleren boven het (financiële) belang van octrooihouders,  waardoor, zolang het huidige stelsel van kracht is, rechters het strikte  expliciete intentiecriterium moeten bezigen bij de beoordeling of  sprake is van inbreuk. 
Menno Loos
 
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
 
         
 
         
 
         
 
         
 
         
 
         
 
         
 
        