27 nov 2024
Kamer van Beroep hanteerde te strikte toets voor nieuw bewijsmateriaal in FITNESS-zaak
Gerecht EU 27 november 2024, IEF 22424; ECLI:EU:T:2024:865 (European Food tegen EUIPO (Nestlé)) European Food en Nestlé procederen al meer dan tien jaar juridisch tegen elkaar, sinds European Food in 2011 een verzoek tot nietigverklaring van het woordmerk FITNESS van Nestlé indiende. Volgens European Food is het woordmerk beschrijvend en heeft het geen onderscheidend vermogen [zie IEF 21480]. European Food diende bij de Kamer van Beroep nieuw bewijsmateriaal in, maar deze weigerde het te accepteren omdat European Food volgens haar onvoldoende had aangetoond dat sprake was van nieuwe feiten. Hiertegen stelde European Food beroep in. Het Gerecht oordeelt dat de Kamer van Beroep een te strikte interpretatie heeft gehanteerd bij het accepteren van nieuw bewijsmateriaal.
De Kamer ging bij haar beslissing ervan uit dat alleen een compleet nieuw feit, zoals omstandigheden die zich na de eerdere procedure hebben voorgedaan, een rechtvaardiging kon zijn voor de late indiening van nieuw bewijsmateriaal. Het Gerecht stelt echter dat ook andere redenen de late indiening van nieuw bewijsmateriaal kunnen rechtvaardigen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat het bewijsmateriaal dat European Food heeft ingediend potentieel relevant is voor de beoordeling van de zaak. Het bewijsmateriaal betrof het gebruik en de algemene betekenis van het woord 'fitness' in relatie tot voeding en gezondheid, en dit kan de beschrijvende aard van het merk FITNESS mogelijk verder onderbouwen. Volgens het Gerecht is dit een voldoende gerechtvaardigde reden voor de indiening van nieuw bewijsmateriaal, waardoor de Kamer van Beroep dit alsnog had moeten beoordelen. Daarom wordt de beslissing van de Kamer van Beroep nietig verklaard. Het Gerecht benadrukt dat de Kamer van Beroep niet automatisch bewijsmateriaal mag afwijzen als het laat wordt ingediend. Het uitgangspunt moet zijn dat het bewijsmateriaal relevant is en dat er een redelijke verklaring is voor de late indiening. De Kamer van Beroep moet daarom opnieuw beoordelen of het merk FITNESS beschrijvend en niet onderscheidend is en het door European Food ingediende bewijsmateriaal meenemen in haar beslissing.
81. In that regard, it is sufficient to note that the applicant claims that an error of law has been made with regard to the assessment criteria relating to the admission of evidence submitted for the first time before the Board of Appeal. Likewise, the discretion enjoyed by the Board of Appeal in applying Article 76(2) of Regulation No 207/2009 concerns the examination of the factual circumstances of the case and not the legal criteria to be taken into account in that assessment. Furthermore, and in any event, the fact that there is no obvious error within the meaning of Article 103 of Regulation 2017/1001 cannot automatically be considered to mean that there is no manifest error of assessment, given that the two concepts do not meet the same case-law criteria.
82. As for the intervener’s argument that the Court, in the judgment of 7 June 2023, FITNESS (T‑519/22, EU:T:2023:314), first, confirmed the Board of Appeal’s position that the Cancellation Division’s decision was not a ‘new factor’ and, second, considered, in paragraph 47 of that judgment, that the Board of Appeal’s conclusion was a ‘consequence’ of the reasoning followed, that argument can only result from an incorrect reading of that judgment.
83. It follows from the foregoing considerations that the sole reason put forward by the Board of Appeal for considering that the applicant had not submitted a ‘new factor’ justifying the submission of additional evidence is vitiated by an error of law. It follows that the Board of Appeal did not put forward valid reasons for rejecting the evidence submitted for the first time at the appeal stage. As has been stated in paragraph 53 above, that Board of Appeal considered that that evidence was prima facie relevant inasmuch as it was intended to strengthen the initial evidence relating to dictionary entries and to prove the use and understanding of the term ‘fitness’ during the relevant period in relation to nutrition. It should also be added that, according to the Board of Appeal, the fact that the evidence submitted at first instance was insufficient and the fact that no acceptable reason had been given for that late submission outweighed the other considerations in question (see paragraph 55 above).