Gepubliceerd op zaterdag 20 augustus 2011
IEF 10406
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Kartonnen huisje geen vormgevingserfgoed

Rechtbank 's-Gravenhage 17 augustus 2011, HA ZA 10-4102 (X tegen Hajo Marketing BV)

Henkes verhandelt onder de handelsnaam ‘DAAAK’ een kartonnen speelhuisje voor kinderen. Hierop rust een sinds 2005 geregistreerd modelrecht. Hajo Marketing heeft in 2010 speelhuisjes in Nederland op de markt gebracht. Eerder (2004) heeft Langley een wit kartonnen speelhuisje geregistreerd als modelrecht, de rechtbank meent dat de beperkte ontwerpvrijheid die door Hajo Marketing is gesteld voldoende gemotiveerd en onderbouwd is weerlegt. Het Langley huisje wordt door Hajo marketing vormgevingserfgoed genoemd, maar heeft onvoldoende gemotiveerd dat het eigen karakter ontbreekt en wordt niet toegelaten tot het horen van hoogleraar vormgevingsgeschiedenis.

Hajo Huisje maakt inbreuk vanwege identieke verhoudingen die niet functioneel zijn bepaald. De maatvoering van de voor- en achtergevels en de schuine daken wordt niet bepaald door de maximale door TNT gehanteerde maten voor verzending voor een bepaald tarief, Hajo Marketing komt derhalve ontwerpvrijheid toe.

Staking inbreuk op Gemeenschapsmodelrecht in de Gemeenschap, door registeraccountant gecontroleerde opgave, vernietiging onder last van dwangsom €5.000, schadevergoeding en proceskostenveroordeling ad €5.025,77.

 

4.7. Uit de modelinschrijving van het Langley huisje blijkt dat het gaat om een wit kartonnen speelhuisje met een enigszins overhangend dak, vier muren met – gezien de wijze van opvouwen – dezelfde breedte, een deur onder één van de schuine dakdelen en aan twee zijden één raam, waarin telkens twee ‘kozijnen’ zijn uitgespaard met luiken die naar de zijkant opengeklapt kunnen worden. Het Daaak huisje wijkt daarvan af in de zin dat de dakranden aansluiten op de bovenranden van de muren, de dakdelen zijn voorzien van kijkgaten en klepluiken en de voor- en achtergevels veel minder breed zijn dan de zijmuren. Verder heeft het Daaak huisje een vrij spits puntdak. Daarnaast wordt het Daaak huisje gekenmerkt door afgeronde hoeken van de ramen en deuren en het gebruik van halfronde uitsparingen als deur- en raamgrepen. Met name door het spitse, niet overhangende dak en de afwijkende verhoudingen van de gevels en muren, wekt het Daaak huisje een andere algemene indruk dan het Langley huisje, ondanks het feit dat het in beide gevallen om een wit kartonnen speelhuisje gaat. Daarmee wijkt de algemene indruk van het Daaak huisje voldoende af van het vormgevingserfgoed, om over een eigen karakter te kunnen beschikken.

4.8. Gezien het feit dat Henkes de stelling van Hajo Marketing dat de ontwerper van kinderspeelhuisjes slechts een beperkte ontwerpvrijheid heeft, gemotiveerd en onderbouwd heeft weerlegd, alsmede het feit dat Hajo Marketing alleen het Langley huisje als vormgevingserfgoed heeft genoemd, beschouwt de rechtbank de stellingen van Hajo Marketing ter zake het ontbreken van eigen karakter onvoldoende gemotiveerd om Hajo Marketing toe te laten tot het door haar gedane bewijsaanbod ter zake het ontbreken van een eigen karakter door middel van (onder meer) het horen van een hoogleraar vormgevingsgeschiedenis.

4.9. Gezien de voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat het Daaak huisje een eigen karakter bezit in de zin van artikel 6 GModVo.

4.13. Hajo Marketing heeft nog gesteld dat de identieke verhoudingen van beide huisjes het gevolg zijn van functionele eisen. De maatvoering van beide huisjes zou zodanig zijn gekozen dat een huisje in opgevouwde staat exact binnen de maximale maten valt die TNT hanteert bij verzending voor een bepaald tarief. Daargelaten de vraag of die eigenschap een functie van technische aard vervult, verklaart dat echter hoogstens de overeenstemming van de grootste vlakken, de twee zijmuren. De maatvoering van de voor- en achtergevels en de schuine daken wordt daardoor niet bepaald en daarin had Hajo Marketing derhalve ontwerpvrijheid die tot andere vormen en verhoudingen van het gehele huisje had kunnen leiden. De slotsom is dan ook dat het Hajo huisje een inbreuk vormt op het Gemeenschapsmodelrecht van Henkes op het Daaak huisje.