Gepubliceerd op donderdag 16 januari 2025
IEF 22472
Rechtbank Limburg ||
18 dec 2024
Rechtbank Limburg 18 dec 2024, IEF 22472; ECLI:NL:RBLIM:2024:10108 (Eisers tegen Textielhandel La Fin B.V), https://ie-forum.nl/artikelen/la-fin-schendt-portretrechten-van-eisers

La Fin schendt portretrechten van eisers

Rb. Limburg 18 december 2024, IEF 22472; ECLI:NL:RBLIM:2024:1010 (Eisers tegen Textielhandel La Fin B.V.).  De rechtbank heeft geoordeeld dat Textielhandel La Fin B.V. onrechtmatig handelt door foto’s van eisers in fysieke winkels te gebruiken. Hiermee schendt La Fin de portretrechten van eisers. Hoewel La Fin stelt dat er toestemming is gegeven, toont zij dit niet overtuigend aan. De verklaringen van betrokkenen maken niet duidelijk dat eisers hebben ingestemd met het gebruik van hun portretten voor commerciële doeleinden. De rechtbank stelt vast dat La Fin niet heeft kunnen bewijzen dat er afspraken waren die dit gebruik toestaan. La Fin moet de foto’s binnen drie dagen na betekening van het vonnis verwijderen en verwijderd houden, op straffe van een dwangsom van €500 per dag, met een maximum van €250.000. Daarnaast moet La Fin een schadevergoeding van €13.977,96 betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 maart 2022, en €914,78 aan buitengerechtelijke incassokosten. Ook wordt La Fin veroordeeld tot betaling van €3.452,17 aan proceskosten.

2.8. De verklaring van [getuige 1] kan niet bijdragen aan het door La Fin te leveren bewijs. Daarvoor is allereerst - en met name - van belang dat uit haar verklaring niet kan worden afgeleid dat zij (mede) namens La Fin met [eisers] heeft gesproken. Zij verklaart immers het tegendeel. La Fin kan zich jegens [eisers] dus niet beroepen op hetgeen eventueel is besproken en/of afgesproken tussen [getuige 1] en [eisers] Daarbij komt dat uit de verklaring van [getuige 1] zelfs niet kan worden afgeleid dat zij in het contact met [eisers] heeft besproken dat het door [eisers] aan La Fin verweten gebruik van de fotos aan de orde zou zijn. Er zijn volgens [getuige 1] namelijk geen concrete afspraken gemaakt over wat er wel of niet mogelijk was en er is dus ook geen afspraak gemaakt die inhoudt dat de fotos gebruikt mochten worden op billboards en dergelijke. Verder merkt de rechtbank op dat de uitingen van [getuige 1] nadat de commotie over het gebruik van de fotos door La Fin is ontstaan - zie 2.4., 2.5. en 2.6 - aantonen dat [getuige 1] er ook zelf helemaal niet van uitging dat de fotos aldus zouden (mogen) worden gebruikt. Voor zover zij daarvan in haar getuigenverklaring afstand heeft willen nemen, acht de rechtbank dat niet overtuigend en daarmee niet geloofwaardig. In het tussenvonnis is al aangehaald dat aan de door La Fin aangehaalde schriftelijke verklaringen van [getuige 1] van, kennelijk, latere datum geen bewijswaarde kan worden toegekend (zie randnummers 4.8. en 4.9. van het tussenvonnis).