1 okt 2025
Kopieer citeerwijze ||
Lego tegen Boon Beton en FraVin/Thijssen-Den Brok
LEGO tegen Boon Beton tussenkomst FraVin en Thijssen-Den Brok afgewezen

Rb. Den Haag 1 oktober 2025, IEF 22980; ECLI:NL:RBDHA:2025:18118 (Lego tegen Boon Beton en FraVin/Thijssen-Den Brok). De Rechtbank Den Haag wijst het incident tot tussenkomst van FraVin International B.V. en Thijssen-Den Brok B.V. af in de merkenzaak van LEGO Holding A/S tegen Boon Beton B.V. De hoofdzaak gaat over vermeende inbreuk op de bekende LEGO-woordmerken doordat Boon Beton op haar website termen als “legoblokken van beton” en “Lego” gebruikt voor stapelbare betonblokken; LEGO vordert onder meer een verbod, opgave en schadevergoeding, terwijl Boon Beton in reconventie verklaringen voor recht vraagt (o.a. beschrijvend gebruik ex art. 2.23 lid 1 sub b BVIE en, subsidiair, dat de LEGO-merken geen bescherming genieten voor klasse 19). De rechtbank acht zich bevoegd voor zowel het Uniemerk (EU-wijd) als de Benelux-registratie. FraVin en Thijssen-Den Brok, die eerder door LEGO zijn gesommeerd en verwijzingen naar LEGO van hun sites hebben verwijderd, willen in de hoofdzaak tussenkomen om zelf vorderingen in te stellen.
De rechtbank oordeelt dat FraVin en Thijssen-Den Brok geen zelfstandig, rechtstreeks belang hebben bij tussenkomst als bedoeld in art. 217 Rv: het door hen gestelde belang ziet uitsluitend op voorkomen van precedentwerking en dat valt niet onder de beschermingsomvang van art. 217 Rv. Daarom wordt de incidentele vordering tot tussenkomst afgewezen en worden FraVin en Thijssen-Den Brok hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten van LEGO in het incident, begroot volgens liquidatietarief op in totaal €792 (incl. nakosten); een IE-kostenregeling (art. 1019h Rv/Handhavingsrichtlijn) is hier niet van toepassing. In de hoofdzaak verwijst de rechtbank de zaak naar de rol van woensdag 12 november 2025 voor conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van LEGO; verdere beslissingen houdt zij aan.
4.5. Voor tussenkomst – waarbij een derde partij (in dit geval FraVin en Thijssen-Den Brok) een eigen vordering wenst in te stellen die zich richt tot (één van) de procederende partijen – is op grond van artikel 217 Rv vereist dat blijkt van een belang van de derde om zich met dat doel te mengen in de hoofdzaak. Dat belang kan erin bestaan dat in verband met de gevolgen die de uitspraak in de hoofdzaak kan hebben, benadeling of verlies van een recht van de tussenkomende partij dreigt, dan wel diens positie anderszins kan worden benadeeld. Aan de toewijsbaarheid van een vordering tot tussenkomst kunnen niettemin de eisen van een goede procesorde in de weg staan. Een partij die verlangt te worden toegelaten tot tussenkomst, moet daarbij kenbaar maken wat zij wenst te vorderen en van wie, nu een oordeel over de gerechtvaardigdheid van de verlangde tussenkomst immers alleen mogelijk is indien duidelijk is wat de interveniënt wenst te bewerkstelligen. Zij dient voorts voldoende toe te lichten dat de vorderingen die zij wenst in te stellen in de hoofdzaak, voldoende samenhang vertonen met het onderwerp van de hoofdzaak om tot het oordeel te kunnen leiden dat zij voldoende belang heeft bij tussenkomst in verband met de gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden.
4.6. Lego heeft als verweer aangevoerd dat FraVin en Thijssen-Den Brok zowel feitelijk als rechtens geen nadelige gevolgen ondervinden in het geval van een toewijzend vonnis. Rechtens ondervinden zij geen nadeel van een rechterlijk inbreukverbod tegen Boon Beton, omdat een dergelijk verbod uitsluitend jegens Boon Beton kan worden ingeroepen. Feitelijk ondervinden FraVin en Thijssen-Den Brok volgens Lego ook geen nadeel van een toewijzend vonnis – althans geen nadeel dat valt onder artikel 217 Rv – nu dat belang uitsluitend bestaat uit het willen voorkomen van precedentwerking, welk belang onder artikel 217 Rv geen bescherming vindt.
4.7. De rechtbank volgt het verweer van Lego, nu het door FraVin en Thijssen-Den Brok gestelde belang bij tussenkomst uitsluitend betrekking heeft op de precedentwerking van het te wijzen vonnis. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is dat niet een belang dat artikel 217 Rv beoogt te beschermen.4 Nu niet valt in te zien hoe FraVin en Thijssen-Den Brok rechtstreeks nadeel kunnen ondervinden van de uitkomst van de procedure tussen Lego en Boon Beton, is de rechtbank van oordeel dat de partijen geen belang hebben bij tussenkomst. De incidentele vordering zal daarom worden afgewezen.