Gepubliceerd op donderdag 6 maart 2008
IEF 5744
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Levenshamer (executie)

Rechtbank Arnhem, 20 februari 2008, KG ZA 08-54, Smeba Brandbeveiliging B.V. tegen Life Safety Products B.V.

Executiegeschil in Arnhemse lifehammer-zaak. Verhoging van het maximum van de dwangsommen.

De voorzieningenrechter heeft op 23 november 2007 een kop-staart vonnis gewezen (zie IEF 5217), waarbij Smeba aan de bekende IE-verbodseisen moest voldoen (verbod, opgave met controle registeraccountant, brief afnemers). Op 6 december 2007 worden de gronden van het vonnis bekend. Smeba vindt dat daarin een juridische misslag staat en dat dit haar ontslaat van haar plicht aan het betekende vonnis te voldoen. Partijen twisten ook over de aanvangsdatum van de dwangsommen. Life Safety Products wenst (voorwaardelijk) verhoging van het maximum van de dwangsommen.

De voorzieningenrechter loopt de diverse punten van het dictum af en beoordeelt punt voor punt of er aan is voldaan. De conclusie luidt de Smeba verschillende punten niet of niet tijdig is nagekomen.  De vorderingen van Smeba worden afgewezen en LSP krijgt haar zin mbt de verhoging.

Of dat überhaupt kan in een executiekort geding beantwoordt de rechter met een verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Amsterdam (21 november 1985, KG 1986, 11). Met inachtneming van dit arrest ziet de voorzieningenrechter in de onderhavige zaak ook aanleiding het maximumbedrag aan dwangsommen te verhogen. Gebleken is immers dat Smeba de opgelegde geboden op verschillende punten niet, dan wel niet tijdig is nagekomen.

Uit het vonnis blijkt niet of er volledige proceskosten zijn gevorderd.

Lees het vonnis hier.