Lijfsdwang na meerdere jaren in diskrediet brengen van politie
Hof Amsterdam 1 april 2014, IEF 13999 (Politie Noord-Holland tegen geïntimeerde) Mediarecht. Na onderzoek door de Nationale Ombudsman en een strafzaak, blijft geïntimeerde zich onrechtmatig uitlaten op internet over vermeende verkrachting, mishandeling, etc. door de Politie. Dat geïntimeerde zich niet heeft gehouden aan de verboden en dwangsommen geen afdoende dwangmiddel zijn gebleken, volgt lijfsdwang. Beperking vrijheid van meningsuiting.
Mediarecht. Na onderzoek door de Nationale Ombudsman en een strafzaak, blijft geïntimeerde zich onrechtmatig uitlaten op internet over vermeende verkrachting, mishandeling, etc. door de Politie. Dat geïntimeerde zich niet heeft gehouden aan de verboden en dwangsommen geen afdoende dwangmiddel zijn gebleken, volgt lijfsdwang. Beperking vrijheid van meningsuiting.
Gezien de diffamerende aard van de uitlatingen om de Politie in  diskrediet te brengen en het gedurende meerdere jaren voortduren van die  uitlatingen, kan niet worden verwacht dat zij uitlatingen blijven  dulden. Politie maakt aannemelijk dat zij beroepsmatig en persoonlijk  last ondervinden van de onrechtmatige uitlatingen omdat zij in verband  gebracht worden met strafbare feiten.
3.2. De  voorzieningenrechter heeft op de wijze zoals in het bestreden vonnis  onder 5. bepaald deze vorderingen toegewezen, met uitzondering van de  gevorderde oplegging van dwangmiddelen onder D. Hij heeft aan de  afwijzing van die dwangmiddelen ten grondslag gelegd dat hij er niet van  overtuigd is dat dwangmiddelen zinvol zijn omdat [geïntimeerde] slechts  over beperkte middelen zou beschikken en zich weinig gevoelig toont  voor dwangmiddelen in het algemeen. Daarbij neemt hij in aanmerking dat  lijfsdwang een zeer ingrijpend middel is dat hij, mede gelet op de  omstandigheid dat een eerdere veroordeling van [geïntimeerde] tot  gevangenisstraf niet heeft geleid tot gedragsverandering bij haar, niet  aangewezen acht. Hij acht bovendien de dwangmiddelen niet nodig omdat  hij de Politie en [appellant sub 2] machtigt – kort gezegd –  onrechtmatige uitlatingen van het internet te verwijderen en de  zoekmachines te vragen zoekresultaten van het internet te verwijderen.
3.5.9. Het  hof overweegt als volgt. De vraag waar het in het onderhavige geschil  om gaat is of de door [geïntimeerde] op haar website en profielpagina  gepubliceerde uitlatingen onrechtmatig jegens De Politie en [appellant  sub 2] moeten worden geacht. Nu laatstgenoemden [geïntimeerde] verwijten  in haar uitlatingen (veel) te ver te zijn gegaan dient het hof te  bepalen hoe in dit geval de grens moet worden getrokken tussen  uitoefening van het recht op een vrije meningsuiting enerzijds – waarmee  mogelijkerwijs bestaande misstanden aan de kaak konden worden gesteld  of worden opgeheven – en bescherming tegen onjuiste of in elk geval  lichtvaardige verdachtmakingen op internet (en de schade die daarvan het  gevolg kan zijn). Het recht op vrijheid van meningsuiting dat hier in  het geding is, is immers niet onbegrensd, maar bij wet beperkt gelet op  de rechten van anderen. Een wettelijke beperking wordt gevonden in het  strafrecht, indien bijvoorbeeld, zoals in deze zaak is vastgesteld,  sprake is van smaad of smaadschrift. In het civiele recht wordt een  beperking gevonden in de onrechtmatige daad, waarop de onderhavige  vordering van de Politie en [appellant sub 2] is gegrond, welke  beperking meebrengt dat de vrijheid van meningsuiting begrensd wordt  door de zorgvuldigheid en de betamelijkheid die in het maatschappelijk  verkeer jegens anderen in acht genomen dienen te worden. Of een uiting  onrechtmatig is hangt af van de omstandigheden van het geval. Bij de  afweging of een beperking van de vrijheid van meningsuiting niet verder  gaat dan strikt noodzakelijk, dient een belangenafweging plaats te  vinden. De volgende aspecten spelen daarbij een rol:
a. de aard van  de uitlatingen waarin een verdenking of aantijging besloten ligt, en de  redelijkerwijs te verwachten gevolgen voor degene jegens wie die  verdenking wordt geuit of die aantijging wordt gedaan;
b. de ernst – ook maatschappelijk bezien – van de misstand welke de uitlatingen aan de kaak beogen te stellen;
c. de mate waarin ten tijde van de uitlatingen de verdenkingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal;
d. de inkleding van de verdenkingen, gezien in verhouding tot de onder a t/m c bedoelde factoren;
e.  de mate van waarschijnlijkheid dat, ook zonder de verweten uitlatingen  via onder meer de pers en internet, in het algemeen belang het  nagestreefde doel langs andere, voor de wederpartij minder schadelijke  wegen met een redelijke kans op spoedig succes bereikt had kunnen  worden;
f. een mogelijke beperking van het door de uitlatingen te  veroorzaken nadeel voor degenen die erdoor wordt getroffen, in verband  met de kans dat de betrokken uitlatingen, ook zonder de verweten  openbaarmaking of terbeschikkingstelling aan onder meer de pers, in de  publiciteit zou zijn gekomen;
g. het gezag dat derden zullen toekennen aan degeen die de uitlatingen deed;
h de maatschappelijke positie en publieke gedragingen van degeen over wie de uitlatingen worden gedaan.
3.5.10.
De  aan [geïntimeerde] verweten uitlatingen, en de gestelde  onrechtmatigheid ervan jegens De Politie en [appellant sub 2], waardeert  het hof aan de hand van de zojuist genoemde criteria aldus. Het gaat  hier om beschuldigingen van zeer ernstige misdrijven aan het adres van  (een of meer ambtenaren van) de Politie, hetgeen die ernst nog nader  inkleurt, die met grote stelligheid door een vermeend slachtoffer worden  gepresenteerd en die [appellant sub 2] verstrekkend in zijn  persoonlijke levenssfeer alsook de Politie in haar publieke  taakuitoefening treffen. Zeker in zo’n geval geldt dat de  beschuldigingen een voldoende basis in de feiten moeten hebben om een  redelijk denkend mens te kunnen doen concluderen dat zij waar zijn.  Daarvan is hier geen enkele sprake. [geïntimeerde] heeft nooit aangifte  gedaan van de beweerde feiten. Dat had als eerste op haar weg gelegen om  de door haar gestelde misstand aan de orde te stellen en te laten  onderzoeken. Dat zij daartoe niet in de gelegenheid is gesteld door de  Politie is gezien hetgeen hiervoor onder 2.4 is vermeld onvoldoende  onderbouwd. Uit de daar opgenomen passages uit de brief van de Politie  volgt dat die gelegenheid wel degelijk is geboden maar dat de  omstandigheid dat kennelijk geen aangifte is gevolgd, voor rekening van  [geïntimeerde] moet komen. Verder heeft [geïntimeerde] niets aangedragen  dat haar beschuldigingen feitelijk ondersteunt, terwijl in de loop der  jaren deze al meermalen voorwerp van ander onderzoek zijn geweest, zoals  door de strafrechter, in het kader van aangifte(s) van [appellant sub  2], en de Nationale ombudsman. Dit heeft nog geen begin van een  vermoeden opgeleverd dat zij op waarheid berusten, maar integendeel  geleid tot het oordeel dat die beschuldigingen ongefundeerd zijn, er  geen rechtvaardiging voor te vinden is en zij als smaad en smaadschrift  strafbaar zijn en daarbij uiterst schadelijk voor [appellant sub 2]. Uit  het voorgaande volgt dat er met de veelvuldig herhaalde aantijgingen  van [geïntimeerde] geen maatschappelijk belang gediend is, dat – in  ieder geval – de ingrijpende gevolgen van die aantijgingen voor  [appellant sub 2] en de Politie niet door een zodanig belang worden  gerechtvaardigd en dat het belang van de Politie en [appellant sub 2] –  dus – niet kan wijken voor het algemeen belang, in het bijzonder nu de  door [geïntimeerde] aangesneden ‘misstand’ geen steun vindt in het  beschikbare feitenmateriaal. Bij dit laatste komt nog dat [geïntimeerde]  het door haar nagestreefde doel ook op andere, voor [appellant sub 2]  en de Politie minder schadelijke wijze aan de orde had kunnen stellen,  namelijk door het doen van aangifte tegen [appellant sub 2] of door het  indienen van een klacht tegen de Politie (zoals bij de Nationale  ombudsman, tot wie zij zich ook heeft gewend). Er is aldus geen enkele  rechtvaardiging te vinden voor het uiten van de beschuldigingen en het  telkenmale herhalen daarvan. De Politie en [appellant sub 2] ondervinden  grote, door hen in de gedingstukken genoegzaam toegelichte en  onderbouwde schade van de uitlatingen in respectievelijk hun  persoonlijke levenssfeer en publieke taakuitoefening en die schade staat  niet in verhouding tot het belang van [geïntimeerde] bij de vrijheid  van meningsuiting. De slotsom is dat terecht is geoordeeld dat de  uitlatingen van [geïntimeerde] onrechtmatig zijn en dat een verbod en  bevelen als door de voorzieningenrechter opgelegd op zijn plaats zijn.  De grief faalt.
3.6.5.
Voorts is in hoger beroep voldoende  aannemelijk geworden dat de Politie en [appellant sub 2] een redelijk  belang hebben bij de onverkorte naleving van hetgeen waartoe het vonnis  haar verplicht. Op de eerste plaats kan gezien de diffamerende aard van  de door het verbod getroffen uitlatingen van [geïntimeerde], hun  kennelijke strekking om de Politie en [appellant sub 2] in diskrediet te  brengen en het gedurende meerdere jaren voortduren van die uitlatingen,  in redelijkheid niet van hen worden verwacht dat zij (openbaarmaking  van) de desbetreffende uitlatingen blijven dulden. Op de tweede plaats  hebben [appellant sub 2] en de Politie voldoende aannemelijk gemaakt dat  zij beroepsmatig en [appellant sub 2] ook persoonlijk last ondervinden  van de onrechtmatige uitlatingen van [geïntimeerde], onder andere  doordat derden die op het internet inlichtingen zoeken, bij gebruik van  zoekmachines [appellant sub 2] in verband gebracht zien met strafbare  feiten, met alle gevolgen van dien.
Op andere blogs:
MediaReport
 
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
       
 
         
 
         
 
         
 
         
 
         
 
         
 
         
 
        