Gepubliceerd op dinsdag 24 januari 2006
IEF 1536
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Mad World

Gerechtshof Arnhem, 17 januari 2006, LJN: AV0158. Daléro B.V. tegen Vereniging Buma. Auteursrechtelijk verweer schoenmakersketen maakt geen kans tegen de rapportages van de buitendienst-relatiemedewerkers.

Op 18 november 2003 heeft een buitendienst-relatiemedewerker van Buma, de schoenmakerij van Daléro in Gouda bezocht en daar in de voor het publiek vrij toegankelijke (verkoop- en wacht)ruimte muziekgebruik door middel van een tuner en twee speakers geconstateerd. De buitendienst-relatiemedewerker heeft bij die gelegenheid een “Universeel opgaveformulier muziekgebruik / Buitendienst Buma” ingevuld en ondertekend. Dit formulier is “voor akkoord opgave’’ ondertekend door de bedrijfsleider van het bewuste filiaal van Daléro.

Op 18 maart 2004 heeft de buitendienst-relatiemedewerker nogmaals een bezoek aan het filiaal van Daléro in Gouda gebracht; hij heeft toen in de voor het publiek vrij toegankelijke (verkoop- en wacht)ruimte gebruik van het muziekwerk met de titel “Mad World” geconstateerd, en daarvan rapport opgemaakt. Op 19 augustus 2004 heeft een andere buitendienst- relatiemedewerker van Buma, een bezoek gebracht aan vier andere, soortgelijke filialen van Daléro in Delft en Zoetermeer. In het door hem daarvan opgemaakte rapport heeft hij vermeld dat hij op die dag in deze vier filialen muziekgebruik heeft geconstateerd en muziekapparatuur heeft waargenomen; tevens heeft hij in dit rapport de titels van de daar door hem gehoorde muziekwerken genoteerd.

Daléro bestrijdt door middel van de derde grief het oordeel van de voorzieningenrechter dat sprake is van openbaarmaking van muziek door Daléro in de zin van artikel 12 van de Auteurswet. In het onderhavige geval is dat volgens Daléro niet het geval, omdat Daléro er geen bedrijfs- of beroepsbelang bij heeft en ook niet kan hebben dat ook anderen (de klanten) de ten gehore gebrachte muziek kunnen horen. Volgens Daléro (in de toelichting op haar tweede grief) zijn in het kader van haar verweer de volgende omstandigheden van belang.

Iedere winkelvestiging van Daléro - doorgaans met een relatief kleine oppervlakte - is in feite eerst en vooral een schoenmakerswerkplaats en daarnaast, voor een ondergeschikt deel, verkoop- en wachtruimte. De reparatie van schoenen is kernactiviteit. De machines die daarvoor worden gebruikt nemen de meeste plaats in en zijn praktisch doorlopend in gebruik, ook wanneer klanten schoenen ter reparatie aanbieden en/of artikelen kopen. Iedere winkel wordt bemand door slechts één medewerker, die doorlopend in de ruimte aanwezig moet zijn. Omdat de winkels geen afgescheiden personeelskantine hebben, brengt de medewerker ook zijn pauzes in die ruimte met de machines door. Als de medewerker door middel van een radio voor zijn eigen genoegen muziek ten gehore wil brengen, wordt de radio geplaatst in de werkplaats in de buurt van de draaiende machines. Het geluid van de radio overstemt daarbij nimmer het lawaai van de machines.

Onder de genoemde omstandigheden zal het geluid van de radio ook nooit het lawaai van de machines kunnen overstemmen, omdat de machines doorlopend in werking (moeten) blijven en de klanten niet meer te woord kunnen worden gestaan als dezen tevens de muziek zouden horen. Zij zouden als dit anders was, een dergelijk - het geluid van de machines overstemmend - volume van de muziek ook als uiterst onaangenaam ervaren. Ten slotte heeft Daléro bij gelegenheid van het pleidooi nog betwist dat de ten gehore gebrachte muziekwerken tot het Buma-repertoire behoren en aangevoerd dat de feitelijke situatie er noodgedwongen toe leidt dat anderen de muziek ook kunnen horen.

Het hof verwerpt het betoog van Daléro. Aangenomen moet worden dat voor de bovengenoemde medewerkers van Buma bij hun bezoeken aan de genoemde filialen van Daléro steeds duidelijk in de voor het publiek toegankelijke winkelruimtes muziek hoorbaar was. Die medewerkers hebben dit bij de door hen tijdens het pleidooi in hoger beroep verstrekte inlichtingen bevestigd. Uit de bovengenoemde productie 5 blijkt dat het bezoek van de eerste buitendienst-relatiemedewerker heeft plaatsgevonden om 10.45 uur, terwijl de andere buitendienst-relatiemedewerker heeft verklaard dat hij zijn vier bezoeken heeft afgelegd tussen 10.00 en 14.00 uur. De eerste buitendienst-relatiemedewerker heeft bij zijn bezoek klanten aangetroffen en bij zijn bezoek waren de machines uit. De andere  weet niet meer of de machines wel of niet draaiden. In het filiaal in Zoetermeer klonk de muziek door de speakers in het plafond; in de overige door de andere buitendienst-relatiemedewerker bezochte filalen door de in de radio ingebouwde speaker(s).

Voorts is uit de bij het pleidooi in hoger beroep door de directeur van de holding die de aandelen van Daléro houdt, verstrekte inlichtingen gebleken, dat hij aan de bedrijfsleider van Daléro in Gouda op diens verzoek aldaar te gebruiken geluidsapparatuur (een radio met een losse geluid(box) ter beschikking heeft gesteld. De draagbare radio's in de andere filialen zijn ook alle door Daléro ter beschikking gesteld en behoren aan haar in eigendom toe.

Dit alles leidt voorshands tot de conclusie dat Daléro in de bovengenoemde filialen gedurende de openingstijden van de filialen duidelijk hoorbare achtergrondmuziek deed en doet klinken ten behoeve van de werknemers van Daléro en van het publiek dat de filialen van Daléro bezoekt. Dit betekent dat sprake is van openbaarmaking van deze muziek in de zin van artikel 12 lid 1, aanhef en sub 4, van de Auteurswet.

Het verweer van Daléro dat geen sprake zou zijn van Buma-repertoire is onvoldoende gemotiveerd. De rapporten van de relatiemedewerkers van Buma zijn reeds in eerste aanleg overgelegd, waarbij de gehoorde muziekwerken gespecificeerd zijn weergegeven. Het had tegen die achtergrond op de weg van Daléro gelegen haar pas bij het pleidooi in hoger beroep op dit punt gevoerde verweer nader te onderbouwen.

Afweging van de belangen van Daléro tegen die van Buma leidt niet tot een ander oordeel. De stelling van Daléro dat deze muziek noodgedwongen hoorbaar is, gaat niet op; het is heel wel mogelijk om de werknemers naar muziek te laten luisteren tijdens het werk zonder dat deze muziek door de winkelruimte klinkt. Lees het arrest hier.