Gepubliceerd op donderdag 22 oktober 2009
IEF 8286
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Mag wel

Gerechtshof Amsterdam, 20 oktober 2009, zaaknr. 106.006.776/01, PP Impex B.V. & Edco Eindhoven B.V. tegen Mag Instrument Incorporated (met dank aan Leonie Kroon, DLA Piper).

Maglite

Merkenrecht. Vormmerken zaklampen. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep (Rechtbank Amsterdam 21 februari 2007, IEF 3706). De vormmerken m.b.t. de zaklampen van Mag Instrument hebben geen inherent onderscheidend vermogen en hebben dit, waar zij overeenstemmen met de alu-zaklamp van Edco, ook niet door inburgering kunnen verkrijgen (wezenlijke waarde / functioneel bepaald). Geen auteursrecht op grond van art. 2 lid 7 Berner Conventie. Geen slaafse nabootsing op grond van Art. 14 lid 8 BTMW.

Onderscheidend vermogen: 5.6. De rechtbank heeft overwogen dat, gelet op de in het vonnis onder 3.12 opgesomde door Mag genoemde kenmerken, de vormmerken van Mag Instrument op significante wijze afwijken van de norm of van wat in de betrokken sector gangbaar is en derhalve hun essentiële functie als herkomstaanduiding vervullen, en dat deze kenmerken, in samenhang bezien, het de gemiddelde consument mogelijk maken de betrokken waar van die van andere ondernemingen te onderscheiden.

5.7. Het hof deelt dit oordeel van de rechtbank niet. Een merk heeft onderscheidend vermogen wanneer het geschikt is om de betrokken waren als afkomstig van een bepaalde onderneming te identificeren. De in het vonnis onder 3.12 opgesomde kenmerken bestaan grotendeels uit functionele elementen van de in het geding zijnde zaklampen. Deze elementen hebben betrekking op de vorm van de reflectorkop en het cilindrische batterijhuis met gladde en bewerkte gedeelten en zijn, naar uit tal van overgelegde afbeeldingen en ter terechtzitting in hoger beroep getoonde modellen van zaklampen van ander fabrikaat aan het hof is gebleken, stuk voor stuk ook al elders toegepast. Niet is gebleken dat de door genoemde elementen bepaalde vorm van de zaklampen op significante wijze afwijkt van de norm of van wat in de onderhavige sector gangbaar is, zodat niet gezegd kan worden dat de opgesomde kenmerken, in samenhang bezien, de beide merken hun essentiële functie als herkomstaanduiding doen vervullen. Geoordeeld moet daarom worden dat de beide gedeponeerde vormmerken van meet af aan geen onderscheidend vermogen bezitten als bedoeld in art. 2.1 BVIE.

Inburgering: 5.9. Hierin kan Mag Instrument niet worden gevolgd. Voor zover al gezegd zou kunnen worden dat de zaklampen van Mag Instrument - op onderdelen - afwijken van zaklampen van andere herkomst, gaat het voornamelijk om vormafwijkingen die door hun fraaiheid in belangrijke mate de wezenlijke (markt)waarde van de zaklampen bepalen en/of die functioneel zijn bepaald zoals het profiel op het cilindrische batterijhuis en de verzonken schakelaar. Dat zijn vormen als bedoeld in art. 2.1 lid 2 BVIE die geen (kenmerkend onderdeel van een) merk kunnen zijn, ook niet door inburgering als voorzien in art. 2.28 lid 2 BVIE. Voor zover het gaat om de afgeronde, licht gebolde kop van de Mag-Lite zaklampen, die niet als (louter) functioneel bepaald onderscheidend kenmerk is aan te duiden, heeft te gelden dat de licht geknikte vorm van de kop van de Alu-zaklamp voldoende afwijkt om verwarring bij het publiek te voorkomen.

5.10. Uit de voorgaande overwegingen volgt dat de merkenrechtelijke grondslag de vordering van Mag Instrument niet kan dragen. De principale grieven 5 en 7, die gericht zijn tegen anders luidende overwegingen van de rechtbank, slagen derhalve.

Auteursrecht: 5.12. Mag Instrument heeft haar vordering mede gebaseerd op beweerde inbreuk op een haar toekomend auteursrecht op de Mag-Lite zaklampen. Uit de reciprociteitsregel van art. 2 lid 7 Berner Conventie volgt dat, bij afwezigheid van door Mag Instrument bij te brengen bewijs van auteursrechtelijke bescherming van de Mag-Lite zaklampen in de Verenigde Staten van Amerika als land van oorsprong, aan deze lampen in Nederland geen auteursrechtelijke bescherming toekomt. Het hof heeft in de stellingen van Mag Instrument geen aanleiding gevonden om met betrekking tot deze bewijslast thans anders te oordelen dan het heeft gedaan in zijn arrest van 12 november 1998, rolnummer 190/97 in de zaak Mag Instrument tegen Buzaglo, naar welk arrest beide partijen hebben verwezen. Het gaat er derhalve niet om of in de Verenigde Staten auteursrechtelijke bescherming van werken van toegepaste kunst categoraal is uitgesloten, maar om de vraag of dit voor het specifieke concrete werk (i.c. de Mag-Lite zaklampen) het geval is. 

Slaafse nabootsing: 5.13. Ook de beweerdelijke slaafse nabootsing door PP Impex en Edco kan de vordering van Mag Instrument niet dragen. Art. 14 lid 8 BTMW zoals dat tot 1 december 2003 luidde, sloot het instellen van een vordering wegens oneerlijke mededinging uit voor feiten die alleen inbreuk op een tekening of model inhouden. Aangezien de inleidende dagvaarding op een eerder tijdstip is uitgebracht geldt die uitsluiting in deze zaak. Daarbij komt dat de Alu zaklamp - gelet op de afwijkende vorm waar het de niet (louter) functionele kenmerken betreft - niet als een slaafse nabootsing van de Mag-Lite zaklampen kan worden aangemerkt.

Lees het arrest hier of hieronder: