Gepubliceerd op maandag 15 juni 2015
IEF 15022
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Merk op bedrijfskleding is geen merkgebruik voor kleding

Rechtbank Den Haag 4 februari 2015, IEF 15022; ECLI:NL:RBDHA:2015:1104 (Saepio tegen Hoekstra Security)
Merkenrecht. Het beeldmerk van Saepio is uitsluitend in geschreven voor kleding, schoeisel en hoofddeksels. [Gedaagde] heeft het merk op zijn bedrijfskleding aangebracht voor de aangeboden beveiligingsdiensten, en dat daarom het merk wel degelijk voor kleding (heeft) gebruikt. Daargelaten of genoemd gebruik onder de omstandigheden van dit geval merkgebruik voor kleding inhoudt, is het betwist en niet verder onderbouwd. Indien een derde een teken als merk gebruikt op een wijze die niet op grond van de specifieke merkenwetten kan worden verboden, dan is de weg naar een actie op grond van artikel 6:162 BW afgesneden. Geen bijzondere omstandigheden.

4.3. Ter zitting heeft Saepio nog gesteld dat het in de rede ligt dat [gedaagde] het merk op zijn bedrijfskleding heeft aangebracht, en daarom het merk wel degelijk voor kleding (heeft) gebruikt. Daargelaten of genoemd gebruik onder de omstandigheden van dit geval merkgebruik voor kleding inhoudt, is een en ander door [gedaagde] betwist en verder op geen enkele wijze door Saepio onderbouwd, zodat genoemde stelling van Saepio als onvoldoende onderbouwd wordt gepasseerd. De vorderingen zullen daarom, voor zover gebaseerd op merkinbreuk, worden afgewezen.

4.4. Bij de beoordeling van het gestelde onrechtmatig handelen stelt de rechtbank voorop dat het profiteren van andermans ondernemersactiviteiten zonder dat dit in strijd is met een absoluut (intellectueel of industrieel eigendoms-) recht in beginsel niet onrechtmatig is, ook niet als daardoor nadeel voor die ander wordt veroorzaakt. Meer in het bijzonder geldt dat indien een derde een teken als merk gebruikt op een wijze die niet op grond van de specifieke merkenwetten kan worden verboden, de weg naar een actie op grond van artikel 6:162 BW, behoudens bijzonder omstandigheden, is afgesneden.