Gepubliceerd op woensdag 3 december 2025
IEF 23139
BenGH ||
26 nov 2025
BenGH 26 nov 2025, IEF 23139; C-2024/4 (Verhoef tegen Olivier), https://ie-forum.nl/artikelen/merkdepot-olivierpaal-te-kwader-trouw

Merkdepot "OLIVIERPAAL" te kwader trouw

BenGH 26 november 2025, IEF 23139; IEFbe 4054; C-2024/4 (Verhoef tegen Olivier). Verhoef Funderingstechnieken is sinds 2012 houdster van het Benelux-woordmerk "OLIVIERPAAL". In 2022 heeft Olivier gevorderd dat dit merk wordt doorgehaald op grond van artikel 2.30bis lid 1 sub b BVIE, het depot zou te kwader trouw zijn verricht. Het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom heeft die vordering in 2023 toegewezen. Olivier stelde dat zij het teken "OLIVIER" al sinds 1987 gebruikt in de bouwsector, en dat dit teken bekendheid geniet. Verhoef had via een vennootschappelijke structuur een samenwerking met Olivier, onder meer via een licentieovereenkomst uit 2007, maar deponeerde later zelfstandig het merk "OLIVIERPAAL", zonder toestemming. Volgens Olivier gebeurde dit met het oogmerk om haar toegang tot de markt te bemoeilijken. 

Het Benelux-Gerechtshof oordeelt dat sprake is van depot te kwader trouw. Olivier heeft aannemelijk gemaakt dat zij het teken "OLIVIER" voorafgaand aan de merkregistratie van Verhoef gebruikte, onder meer richting derden. Gelet op de bestaande samenwerking en de contractuele relaties tussen partijen, mocht van Verhoef worden verwacht dat zij op de hoogte was van het eerdere gebruik. Het depot was bedoeld om de concurrentie te bemoeilijken. Het Hof bevestigt het oordeel van het BBIE en wijst het beroep van Verhoef af. Verhoef wordt veroordeeld in de proceskosten. 

51 Het is dan ook aangetoond dat Verhoef kennis had van het gebruik van het Teken door Olivier, en dit zowel voor als na de overname van de aandelen van de N.V. Olivier Funderingstechnieken, en in ieder geval op het ogenblik van de registratie van het Merk. De handelsrelatie die heeft bestaan tussen Verhoef en Olivier en bij voortduur ook bestond op dat ogenblik, is bewezen en toont tevens de kennis bij Verhoef van het gebruik van het Teken door Olivier aan, die een zelfstandige vennootschap was handelend in die relatie. De bewering van Verhoef dat Olivier een onrechtmatig handelen zou hebben gedaan, na de overname, tegenover de overnemers van N.V. Olivier funderingstechnieken en die laatste vennootschap, en handelingen zou hebben gesteld in strijd met de bedingen van de Koopovereenkomst over die aandelen, is niet alleen klaarblijkelijk aangetoond, maar zou zelf in dat geval geen afbreuk doen aan de vaststelling van het verder zetten van de handelsrelatie tussen Olivier en Verhoef met de al genoemde kennis van Verhoef over het gebruik van het Teken.