Gepubliceerd op vrijdag 9 maart 2007
IEF 3606
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Met een kleine amateurcamera

ucp.gifRechtbank Amsterdam, 8 november 2006, HA ZA 05-3438: Filmmaakster A. tegen AVRO en B.

Auteursrecht. Geen vermelding maker. Geen vergoeding voor televisie-uitzending, omdat vergoeding niet als voorwaarde was gesteld. Soort apparatuur speelt een rol bij beoordeling. Wel vergoeding voor openbaarmaking internet.

A, documentaire filmmaakster, vordert verklaring voor recht dat de AVRO jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door zonder haar toestemming beeldmateriaal openbaar te maken. Het betreft opnames van A met een kleine amateurcamera van de West Oever, tijdens haar deelname aan een door United Civilians for Peace (UCP) georganiseerd bezoek. A reisde samen met B en heeft aan B de opnames ter beschikking gesteld voor uitzending in Nederland, waarbij is gesproken over een vergoeding. B, die iets eerder naar Nederland vertrok, heeft de opnames vervolgens, aanvankelijk zonder melding te maken van de naam van A en zonder over enige vergoeding te spreken, aan de AVRO aangeboden.

Op 15 juli 2003, ongeveer een half uur voor de uitzending van een gedeelte van de opnames door de AVRO in Netwerk, heeft B voor het eerst bij de AVRO ter sprake gebracht dat A de maker was van opnames en dat zij (wellicht) een financiële vergoeding voor het gebruik op prijs stelde. De AVRO heeft daarop gereageerd met de woorden dat B daar “lekker laat” mee kwam en dat de AVRO nooit van de opnames gebruik zou hebben gemaakt als ze geweten had dat daarvoor een vergoeding zou moeten worden betaald. B heeft vervolgens ingestemd met uitzending, stellende dat het ging om de boodschap van UCP en dat geld geen reden mocht zijn om de zaak af te blazen.

A heeft vervolgens aan de AVRO een factuur gezonden met als omschrijving onder meer: “geleverd: Netwerkuitzending 15 juli 2002 -± 1 ½ minuut DVD video opnames muur Palestina/Israël bij Qalqilia + interview Qalqilia-burgemeester tijdens interview met C”.

De AVRO heeft het beeldmateriaal vervolgens gedurende vijftien maanden zonder naamsvermelding van A openbaar gemaakt via de internetsite www.netwerk.tv.

De AVRO heeft A € 550,-- betaald in verband met het gebruik van het beeldmateriaal, maar A heeft dit bedrag aan AVRO gerestitueerd, omdat er geen overeenstemming was over enige vergoeding.

A vordert nu onder meer betaling van € 9.927,58, een verklaring voor recht dat de AVRO onrechtmatig jegens A heeft gehandeld door als professionele partij die dagelijks omgaat met auteursrechtelijk beschermd werk, het werk van A openbaar te maken zonder zich er rekenschap van te geven wie de maker is van dit werk althans zonder zich ervan te vergewissen of de maker wel toereikende toestemming heeft verleend voor het al dan niet om niet openbaar maken van het werk door AVRO en een verbod.

A heeft volgens de Rechtbank geen concreet bewijs geleverd van haar stelling dat betaling van een vergoeding als voorwaarde is gesteld voor uitzending of dat er gezegd is dat iets van een vergoeding op prijs zou worden gesteld.

B mocht er onder deze omstandigheden op vertrouwen dat de door A gewenste vergoeding ondergeschikt was aan het publicitaire doel van de UCP reis. B was dan ook niet gehouden met AVRO een vergoeding overeen te komen alvorens het beeldmateriaal aan AVRO ter beschikking te stellen voor de Netwerkuitzending. “Daarbij speelt mee dat A niet als filmmaakster deel uitmaakte van de UCP-delegatie en dat het beeldmateriaal niet met professionele apparatuur is vervaardigd.”

Ook het door B ter beschikking stellen van het beeldmateriaal aan AVRO is niet onrechtmatig, omdat B er vanuit heeft mogen gaan dat het publicitaire doel ook voor A zwaarder woog dan het belang van een vergoeding. De AVRO mocht ervan uit gaan dat B gerechtigd was dit materiaal aan te bieden.

Het aanbieden van het materiaal op internet is tussen partijen echter niet besproken. “Uit de omstandigheid dat B geen nadere voorwaarden aan het gebruik door de AVRO heeft gesteld, kan niet worden afgeleid dat de AVRO het beeldmateriaal ook via internet openbaar mocht maken en mocht blijven maken, ook nadat A daar bezwaar tegen had gemaakt. Het enkele feit dat volgens de AVRO tegenwoordig in vrijwel iedere licentie die de publieke omroep sluit ook toestemming wordt gegeven voor openbaarmaking via internet, is onvoldoende voor de conclusie de AVRO erop mocht vertrouwen dat daarvoor ook in dit geval toestemming was gegeven. De AVRO heeft, door het beeldmateriaal zonder toestemming en zonder naamsvermelding openbaar te maken via internet, onrechtmatig jegens A gehandeld.”

Bij de berekening van de schade houdt de Rechtbank onder meer rekening met de kwaliteit van het fragment, de beperkte nieuwswaarde en de hoogte van vergoedingen normaliter betaald door de publieke omroep voor het gebruik van materiaal van derden op televisie en internet.

De verklaring voor recht met betrekking tot openbaarmaking via internet wordt toegewezen. Het verbod wordt afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat de AVRO voornemens is het beeldmateriaal nogmaals via televisie of internet openbaar te maken.

Lees het vonnis hier.