Gepubliceerd op vrijdag 15 december 2006
IEF 3074
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Met het oog op de toekomst

hsn.bmpHvJEG 14 december 2006, zaak C 316/05, Nokia Corp. tegen Joacim Wärdell

Prejudiciële beslissing op Zweeds verzoek een over eventuele geldige (nationale) redenen om een geen verbod met dwangsom voor mogelijk toekomstige inbreuk op een gemeenschapsmerk op te leggen. Gemeenschapmerk is geen nationaal merk en mag dus niet als zodanig behandeld worden. De gemeenschapsmerkrechter dient toekomstige inbreuk, wanneer die inbreuk niet volledig uitgesloten is, altijd te voorkomen.

Wärdell importeerde stickers voor draagbare telefoons. De stickers bevatten een lichtdiode die knippert wanneer de telefoon rinkelt.  Op een deel van deze „flash stickers” was het merk Nokia afgedrukt. .

Aangezien Wärdell zich in het verleden niet aan merkinbreuk schuldig had gemaakt en hem alleen nalatigheid kon worden verweten, oordeelde de Zweedse rechter dat hem geen verbod met dwangsom diende te worden opgelegd. Daarop heeft Nokia beroep ingesteld en gesteld dat alleen al het feit dat Wärdell een objectieve inbreuk op haar merkrecht heeft gemaakt volstaat om hem een verbod met dwangsom op te leggen, om toekomstige inbreuk te voorkomen.


In haar antwoord op de vier prejudiciële vragen bevestigt het HvJ  het standpunt van Nokia.


- Het feit alleen dat het risico van voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk op een gemeenschapsmerk niet duidelijk aanwezig is of anderszins beperkt is, vormt voor een rechtbank voor het gemeenschapsmerk geen speciale reden om de gedaagde voortzetting van deze handelingen niet te verbieden.


- De omstandigheid dat het nationale recht voorziet in een algemeen verbod van inbreuk op de gemeenschapsmerken en in de mogelijkheid om strafsancties op te leggen in geval van voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk, met opzet of uit grove nalatigheid, is voor een rechtbank voor het gemeenschapsmerk geen speciale reden vormt om de gedaagde voortzetting van deze handelingen niet te verbieden.


De rechtbank moet, zodra zij voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk heeft verboden, van de in de wettelijke regeling van deze lidstaat voorziene maatregelen nemen welke ervoor zorgen dat dit verbod wordt nageleefd.


- Een rechtbank voor het gemeenschapsmerk die de gedaagde voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk op een gemeenschapsmerk heeft verboden, is verplicht om overeenkomstig het nationale recht maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat dit verbod wordt nageleefd, zelfs indien dat recht voorziet in een algemeen verbod van inbreuk op de gemeenschapsmerken en in de mogelijkheid om strafsancties op te leggen in geval van voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk, met opzet of uit grove nalatigheid.


Door de rechtbanken voor het gemeenschapsmerk een algemene verplichting op te leggen om dergelijke maatregelen te nemen wanneer zij voortzetting van inbreuk of dreigende inbreuk verbieden, heeft de gemeenschapswetgever evenwel uitgesloten dat volgens het nationale recht van een lidstaat dergelijke maatregelen slechts kunnen worden genomen indien is voldaan aan bijkomende voorwaarden.


- Een rechtbank voor het gemeenschapsmerk die de gedaagde voortzetting van de inbreuk of de dreigende inbreuk op een gemeenschapsmerk heeft verboden, is verplicht om van de in het nationale recht voorziene maatregelen die te nemen welke ervoor zorgen dat dit verbod wordt nageleefd, zelfs wanneer deze maatregelen krachtens dat recht niet kunnen worden genomen bij een overeenkomstige inbreuk op een nationaal merk.


Lees het arrest hier.