Gepubliceerd op donderdag 13 november 2025
IEF 23077
Rechtbank Limburg ||
12 nov 2025
Rechtbank Limburg 12 nov 2025, IEF 23077; ECLI:NL:RBLIM:2025:11167 ([eiseres] tegen de gemeente), https://ie-forum.nl/artikelen/motie-van-treurnis-en-gedragscode-gemeente-handelt-rechtmatig-vorderingen-afgewezen

Motie van treurnis en gedragscode: gemeente handelt rechtmatig, vorderingen afgewezen

Rb. Limburg 12 november 2025, IEF 23077; ECLI:NL:RBLIM:2025:11167 ([eiseres] tegen de gemeente). De kantonrechter Maastricht oordeelt dat de Gemeente Eijsden-Margraten rechtmatig handelt rond een motie van treurnis tegen een (voormalig) raadslid. Aanleiding is een Facebook-bericht waarin het raadslid de wethouder “zelfverheerlijking” verwijt en een koppeling met verkeersdoden suggereert. De rechter stelt vast dat de raad de motie in het openbaar mag behandelen omdat daarvoor voldoende feitelijke basis bestaat, dat de burgemeester binnen zijn rol blijft en dat het daaropvolgende vooronderzoek volgens de Gedragscode Integriteit zorgvuldig en vertrouwelijk verloopt. Dat “stap 1” uit art. 7.8 van de gedragscode niet plaatsvindt, maakt het optreden niet onrechtmatig; stap 1 is niet in alle gevallen verplicht.

De rechter kwalificeert het Facebook-bericht als het overschrijden van een fatsoensnorm en ziet daarin een persoonlijke aanval in de zin van art. 6.3 van de gedragscode; bovendien kloppen feitelijke suggesties in het bericht niet (o.a. provinciale weg, geen “meerdere doden”). Daarom wijst de rechtbank alle vorderingen af: geen onrechtmatige daad door de gemeente, geen rectificatie en geen schadevergoeding. Het raadslid verliest de zaak en betaalt €337,50 aan (na)kosten; de kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

[eiseres] heeft in strijd gehandeld met de gedragscode

5.7.

[eiseres] vordert een verklaring voor recht dat zij niet in strijd heeft gehandeld met de gedragscode. Deze vordering heeft overlap met de (hierboven reeds behandelde) gevorderde verklaring voor recht dat de conclusie uit het vooronderzoek onjuist zou zijn. De vraag rijst daarmee welk belang [eiseres] nog heeft bij die afzonderlijke verklaring voor recht, die ook geen zelfstandige werking meer kan hebben jegens de gemeente (laat staan [naam wethouder] ).

5.7.1.

De kantonrechter is – wat van het belang ook zij - van oordeel dat [eiseres] flagrant in strijd met artikel 6.3 heeft gehandeld. Het bericht is een persoonlijke aanval op een met naam genoemde wethouder en wel in zeer ernstige zin, namelijk dat een link wordt gelegd tussen die wethouder en gevallen doden. Ook de gebruikte term zelfverheerlijking duidt op een zuiver persoonlijke aanval. Zo is het ook begrepen door leden van de gemeenteraad en daarmee aanleiding voor de afkeurende motie. Dat [eiseres] aangeeft dat dit een verkeerde interpretatie betreft van haar bericht, weet ze verder niet aannemelijk te maken. Los daarvan zou dat ook – als dit wel het geval zou zijn – als een uiterst onzorgvuldige formulering voor haar rekening dienen te komen.

5.7.2.

Bovendien is gebleken dat die wethouder simpelweg niets met die ongevallen van doen kán hebben, omdat de betreffende weg een provinciale weg betreft (waar de gemeente niet over gaat), dat nimmer sprake is geweest van (meerdere) doden, én dat de wethouder en/of gemeente geen enkel aandeel heeft gehad in het geplaatste bordje (het was een initiatief van de aannemer waarover niet is gecommuniceerd met de gemeente). De gepresenteerde feiten zijn kortom in strijd met de waarheid, waarmee [eiseres] zich kennelijk niet eerst de moeite heeft genomen om zich van de feiten te vergewissen. Sterker, zij heeft op de mondelinge behandeling tot twee keer toe toegegeven dat zij wist dat het een provinciale weg betrof. Met deze schets van onjuiste gegevens wordt de wethouder eens te meer schade toe gebracht.

5.7.3.

Ook nadat zij de ochtend nadien nota bene door de burgemeester erop was gewezen dat het bericht niet door de beugel kon, heeft zij niet ervoor gekozen om het bericht dan (zekerheidshalve maar) meteen (nog voor behandeling van de motie) te verwijderen en tegelijk nog een rectificatie op haar facebook te plaatsen. Dit had wel op haar weg gelegen (ook uitgaande van haar stelling dat zij het bericht niet zo had bedoeld). [eiseres] stelt in de dagvaarding weliswaar dat, nadat zij constateerde dat zij niet goed werd begrepen, zij een verklaring op facebook heeft toegevoegd, maar zij heeft op de mondelinge behandeling beaamd dat die wijziging niet eerder dan eind februari 2024 is gebeurd. Haar handelen geeft geen blijk ervan dat zij zich de gevolgen die het bericht voor de wethouder kan hebben ook maar enigszins aantrekt. Dit sterkt het oordeel dat het een persoonlijke aanval betreft.