Gepubliceerd op woensdag 17 augustus 2016
IEF 16191
Rechtbank Den Haag ||
Rechtbank Den Haag , IEF 16191; ECLI:NL:RBDHA:2016:9598 (Stichting FOCWA tegen Vereniging FOCWA Schadeherstel en Automative en De Federatie FOCWA), https://ie-forum.nl/artikelen/naast-de-tussenkomst-geen-zelfstandig-belang-bij-voeging-zaak-over-focwa-inbreuken

Naast de tussenkomst geen zelfstandig belang bij voeging zaak over FOCWA-inbreuken

Rechtbank Den Haag 17 augustus 2016, IEF 16191; ECLI:NL:RBDHA:2016:9598(Stichting FOCWA tegen Vereniging FOCWA Schadeherstel en Automative en De Federatie FOCWA) In de hoofdzaak vordert De Stichting een verklaring voor recht dat Schadeherstel c.s. met het gebruik van de FOCWA-aanduiding IE-recht inbreuk pleegt. De Federatie vordert tussenkomst en voeging aan de zijde van Schadeherstel. De tussenkomst wordt toegelaten, ondanks dat zij nog geen concrete vordering heeft beschreven voor het door haar beoogde gebruiksverbod. De Federatie geen zelfstandig belang bij voeging naast de tussenkomst.

5.3. Zoals is overwogen in 5.1 en in het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 20142 dient duidelijk te zijn wat de tussenkomende partij wenst te bewerkstelligen, omdat alleen dan een oordeel over de gerechtvaardigdheid van de tussenkomst mogelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank voldoen de stellingen van De Federatie aan de daaraan te stellen eisen. In randnummers 22 tot en met 24 van de incidentele conclusie tot voeging en tussenkomst heeft De Federatie voldoende duidelijk uiteengezet dat zij met een beroep op haar intellectuele eigendomsrechten De Stichting wenst te verbieden nog verder gebruik te maken van de aanduiding FOCWA. De intellectuele eigendomsrechten waarop De Federatie zich daarbij wenst te beroepen om dat te bereiken, zijn (in ieder geval) de handelsnaam FOCWA en haar – naar de rechtbank begrijpt – (auteurs)rechten op de huisstijl. Uit randnummer 7 van de incidentele conclusie van antwoord volgt bovendien dat ook De Stichting de vordering van De Federatie aldus heeft begrepen. Dat De Federatie nog geen concrete vordering heeft beschreven voor het door haar beoogde gebruiksverbod, is onder deze omstandigheden onvoldoende om aan toewijzing van de tussenkomst in de weg te kunnen staan.

Voeging
5.6. De Federatie stelt dat zij, ook als zij wordt toegelaten tot tussenkomst, een zelfstandig belang heeft bij voeging aan de zijde van Schadeherstel c.s. Zij betoogt in dat verband dat zij statutair gehouden is de belangen van Schadeherstel te behartigen en dat voor de vorderingen in de procedure tussen De Stichting en Schadeherstel c.s. geldt, dat die vorderingen niet toe- of afgewezen kunnen worden op gronden die Schadeherstel c.s. niet zelf kan inroepen. Zij beroept zich daarbij op de volgende overweging van de Hoge Raad in zijn arrest van 6 november 20153:
“Daarbij wordt nog opgemerkt dat de rechter een vordering in beginsel niet kan toewijzen of afwijzen op gronden die door een gevoegde partij zijn aangevoerd, maar door de partij aan wiens zijde de voeging plaatsvond, zelf niet konden worden ingeroepen.” .
5.7. De rechtbank overweegt als volgt. Anders dan De Federatie meent, kan uit bovengenoemd arrest van de Hoge Raad niet de conclusie worden getrokken dat De Federatie in geval van voeging met succes gronden kan aanvoeren als gevoegde partij, die Schadeherstel c.s. niet kan aanvoeren. Integendeel, de bewuste overweging maakt juist duidelijk dat dat niet kan. Dat hangt samen met de aard van een voeging, waarin een partij zich wenst te scharen aan de zijde van een procespartij. Juist in dat opzicht wijkt de voeging af van de tussenkomst. Daarnaast valt niet in te zien waarom de gestelde statutaire verplichting tot behartiging van de belangen van Schadeherstel meebrengt dat De Federatie zich zou moeten voegen, naast de mogelijkheid die de toe te wijzen tussenkomst haar biedt om de belangen van Schadeherstel te behartigen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft De Federatie dan ook geen belang bij voeging naast tussenkomst.