Gepubliceerd op vrijdag 30 maart 2012
IEF 11135
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

NEN-normen

Conclusie AG HR 30 maart 2012, LJN BW0393 (Knooble tegen Staat) - persbericht

Toegankelijkheid van NEN-normen. Artikel 3 Woningwet. Verwijzing in Bouwbesluit 2003 naar door een particulier instituut uitgegeven normalisatienormen. Algemeen verbindend voorschrift dat overeenkomstig de Bekendmakingswet moet worden bekendgemaakt? Vrijgesteld van auteursrecht op grond van artikel 11 Auteurswet? Conclusie advocaat-generaal inzake beroep in cassatie tegen LJN: BO4175.

3.39. Normdocumenten kunnen als 'werk' in de zin van de Auteurswet auteursrechtelijke bescherming genieten. Het auteursrecht berust bij het normalisatie-instituut dat de normen heeft uitgegeven. De auteursrechtelijke vergoeding wordt gevraagd voor het ter beschikking stellen van het normdocument en dient (naast eventuele andere middelen) ter financiering van de werkzaamheden van het normalisatie-instituut. Dat de Stichting zich haar auteursrecht voorbehoudt wanneer zij een normblad (tegen betaling) aan anderen ter beschikking stelt, betekent dat zij verdere openbaarmaking en verveelvoudiging verbiedt(44). Er wordt geen vergoeding gevraagd voor het enkele gebruik van de norm. Afgezien van de discussie over de vraag of art. 11 Auteurswet van toepassing is, is wat betreft de nationale NEN-normdocumenten tussen partijen niet in geschil dat het auteursrecht toekomt aan de Stichting. Het praktisch belang van Knooble bij dit onderdeel van haar vordering is, dat zij de tekst van het Bouwbesluit met inbegrip van de verwezen NEN-normen op haar website wil kunnen publiceren(45).

3.40. Het auteursrecht op de normdocumenten die zijn uitgegeven door CEN/CEN-ELEC berust bij die instellingen. Nationale normalisatie-instellingen die zijn aangesloten bij het CEN behoren dit auteursrecht in acht te nemen wanneer zij de Europese normen in hun publicaties opnemen.

 3.41. Een aantal normen uitgegeven door ETSI is te downloaden. Het CEN heeft aangegeven dat de Europese normen die worden uitgegeven door CEN en CEN-ELEC niet gratis beschikbaar worden gesteld, omdat deze instituten afhankelijk zijn van de opbrengst om hun normalisatie-activiteiten te financieren(47).

 

3.42. In de brief van 30 juni 2011, reeds aangehaald, heeft de minister over de aanbeveling om normen waarnaar in publiekrechtelijke regelgeving verwezen is kosteloos aan het publiek ter beschikking te stellen, het volgende opgemerkt:
"Het platform Kenbaarheid beveelt aan dat 'verwezen normen' kosteloos ter beschikking dienen te worden gesteld. De mogelijkheid hier invulling aan te geven is door het kabinet verkend. Gebleken is dat internationale normen niet eenzijdig door de Nederlandse overheid kosteloos ter beschikking kunnen worden gesteld. De reden hiervoor is dat op Europees en wereldniveau de rechten op een norm bij het internationale normalisatie-instituut en de betrokken normalisatie-instellingen gezamenlijk berust. Dit auteursrecht moet de Nederlandse overheid uiteraard respecteren. Met betrekking tot de kenbaarheid van nationale normen vindt het kabinet het passend een onderscheid te maken naar gelang de rol die een norm in de wetgeving speelt. Het beleid van de overheid is er op gericht dat het toepassen van normen vrijwillig is. Hiermee blijven de voordelen die gepaard gaan met normalisatie als zelfregulering behouden. Er dient dan ook zoveel mogelijk op niet-dwingende wijze naar normen te worden verwezen. Het kabinet zal een traject in gang zetten om overbodig geachte dwingende verwijzingen om te zetten in verwijzingen op basis van bewijsvermoeden. Het kabinet streeft ernaar de overbodig geachte dwingende verwijzingen voor 1 januari 2014 om te zetten. Bij verwijzingen op basis van bewijsvermoeden blijft er ruimte voor alternatieve en innovatieve oplossingen. De normadressaat is niet verplicht een norm aan te schaffen. Hij kan ook op alternatieve wijze aan de wetgeving voldoen. Besluit de normadressaat toch om de norm aan te schaffen, dan koopt hij daarmee kennis in waar hij bij zijn bedrijfsvoering gebruik van kan maken en zijn voordeel mee kan doen. Daarom acht het kabinet het gerechtvaardigd het profijtbeginsel toe te passen indien op basis van bewijsvermoeden naar een norm wordt verwezen. Een potentiële gebruiker moet dan wel in staat zijn een weloverwogen beslissing voor de aankoop van een norm te kunnen nemen. Hiertoe is de website van NEN aangepast zodat normen op eenvoudige wijze te vinden zijn. De website van NEN geeft van veel normen kosteloos inzicht in het toepassingsgebied, de inhoud en een samenvatting. Als er dwingend naar een norm wordt verwezen, is er geen vrije keuze meer de norm al dan niet toe te passen. De norm moet worden ingezien om aan de wet te kunnen voldoen. Daarom zal het kabinet er bij inhoudelijk nieuwe regelgeving die op of na 1 januari 2012 in werking treedt voor zorgen dat indien hierin dwingend naar nationale normen wordt verwezen, deze normen vanaf inwerkingtreding van die regelgeving kosteloos beschikbaar zijn. Het vraagt zorgvuldigheid en daarmee tijd om de, ten tijde van het uitbrengen van deze kabinetsreactie, reeds bestaande regelgeving door te lichten en eventuele overbodig geachte dwingende verwijzingen om te zetten in verwijzingen op basis van bewijsvermoeden. Voor deze regelgeving geldt dat per 1 januari 2014 de nationale normen waar dan nog dwingend naar wordt verwezen vrij beschikbaar zullen worden gesteld. Hetzelfde geldt voor wetgeving die formeel (nog) niet van kracht is, maar zich ten tijde van het uitbrengen van deze kabinetsreactie in een vergevorderd stadium van ontwikkeling bevindt. Het gaat dan bijvoorbeeld om verwijzingen in ontwerp regelgeving die reeds ter consultatie is aangeboden, regelgeving die bij de Raad van State voorligt voor advies, wetsvoorstellen die door de Tweede Kamer zijn aanvaard en reeds vastgestelde regelgeving in afwachting van bekendmaking of inwerkingtreding. Ook voor deze normen geldt dat zij per 1 januari 2014 gratis ter beschikking worden gesteld. NEN heeft aangegeven, onder voorwaarden voor compensatie van gederfde inkomsten door de overheid, open te staan voor de kosteloze beschikbaarstelling van nationale normen waarvan NEN auteursrechthebbend is. Onderhandelingen met NEN zullen hierover worden gestart zodra inventarisatie heeft uitgewezen welke verwijzingen dwingend zijn en zullen blijven. Volledigheidshalve merk ik op dat dit het in paragraaf 5 beschreven standpunt van het kabinet over de verhouding van normen tot de Bekendmakingswet onverlet laat. Het kabinet zet zich er ook in Brussel voor in dat de Europese regelgeving geen dwingende verwijzingen bevat, dan wel dat de Europese normen waar deze regelgeving dwingend naar verwijst kosteloos beschikbaar komen."(48)


4.17. In dit middelonderdeel wordt verder geklaagd dat de bestreden beslissing impliceert dat het verkrijgen van een afschrift van de desbetreffende NEN-norm in de visie van het hof afhankelijk kan worden gesteld van de (auteursrechtelijke) toestemming van het Nederlands Normalisatie-Instituut. Vanwege het privaatrechtelijke karakter, behoeft deze toestemming niet te worden verleend en mag zij afhankelijk worden gemaakt van het betalen van een auteursrechtelijke vergoeding; ook mag de toestemming gepaard gaan met een verbod tot (verdere) openbaarmaking en verveelvoudiging. Een dergelijke wijze van bekendmaking is volgens het middelonderdeel in strijd met art. 88 - 89 van de Grondwet en de artikelen 3 - 5 en 10a van de Bekendmakingswet. Zij verdraagt zich evenmin met het bepaalde in art. 11 Auteurswet, art. 25 Rv, art. 79 RO en art. 8:69 Awb. Daarbij acht Knooble mede van belang dat overtreding van de in art. 1b Woningwet geformuleerde verboden wordt bedreigd met strafrechtelijke en bestuursrechtelijke sancties. Deze verboden kunnen alleen door de burger worden nageleefd indien de normen waarnaar verwezen wordt bij de burger bekend zijn.

4.20. Het argument van Knooble dat de auteursrechthebbende aan een aanvrager de afgifte van een afschrift van de NEN-norm kan weigeren, is ter zake dienend. In theorie is immers mogelijk dat aan iemand de mogelijkheid wordt onthouden om kennis te nemen van de verwezen norm, ook al is het dan geen 'algemeen verbindend voorschrift' in de zin van de Bekendmakingswet. In Duitsland is dit probleem onderkend en opgelost door middel van een wettelijke verplichting van het normalisatie-instituut om verdere verspreiding toe te staan (dwanglicentie). De voor- en nadelen hiervan kunnen onbesproken blijven. Het gaat bij dit argument om een casuspositie die in de procedure in hoger beroep niet aan de orde was. Het hof heeft - in cassatie onbestreden - vastgesteld dat de NEN-normen waarnaar in het Bouwbesluit of in de Regeling Bouwbesluit verwezen wordt, kunnen worden ingezien bij het Nederlands Normalisatie-Instituut en dat zij door dit instituut tegen betaling ter beschikking worden gesteld (rov. 1.2). Niet is aangevoerd dat het Nederlands Normalisatie-Instituut selectief te werk gaat bij het verstrekken van de verwezen normen aan personen (tegen betaling). Om deze reden leidt ook deze klacht niet tot cassatie.

4.22. Deze klacht mist zelfstandige betekenis naast de voorgaande klachten. Het verschil in uitkomst tussen de beslissing van de rechtbank en die van het hof wordt immers verklaard doordat de rechtbank van oordeel was dat de Kroon (onderscheidenlijk: de minister), door in het Bouwbesluit 2003 (respectievelijk: in de Regeling Bouwbesluit 2003) te verwijzen naar bepaalde NEN-normen, "tevens de inhoud van de verwezen NEN-normen [hebben] vastgesteld als eenieder verbindende regels"; zie rov. 4.14 Rb. Van deze rechtsopvatting heeft het hof uitdrukkelijk afstand genomen. Tevens heeft het hof duidelijk gemaakt waarom de NEN-normen, waarnaar verwezen is, niet op grond van art. 88 en 89 Grondwet en de Bekendmakingswet behoeven te worden bekendgemaakt. De overweging van het hof in rov. 13, dat een dergelijke stelselwijziging buiten de rechtsvormende taak van de rechter valt, heeft betrekking op het tot stand brengen van een regel dat de overheid verwezen normen kosteloos ter beschikking stelt wanneer de art. 88 - 89 Grondwet en de Bekendmakingswet niet daartoe dwingen.

4.23. Onderdeel 1.e heeft betrekking op hetgeen onder 1 subsidiair was gevorderd. Indien moet worden aangenomen dat de verwijzingen in het Bouwbesluit en de Regeling Bouwbesluit naar bepaalde normen (of gedeelten daarvan) niet tot gevolg hebben dat de desbetreffende normen (of gedeelten daarvan) een onlosmakelijk onderdeel zijn geworden van 'algemeen verbindende voorschriften' in het Bouwbesluit of de Regeling Bouwbesluit, geeft de bestreden beslissing toch blijk van een onjuiste rechtsopvatting: in dat geval had het hof volgens de klacht voor recht moeten verklaren dat de verwezen NEN-normen geen deel uitmaken van het Bouwbesluit respectievelijk van de Regeling Bouwbesluit en dat zij voor de geadresseerden niet algemeen verbindend zijn. Volgens de toelichting is het het één of het ander: hetzij de verwezen normen maken deel uit van het Bouwbesluit respectievelijk de Regeling Bouwbesluit, en dan behoren zij bekend te worden gemaakt overeenkomstig de Bekendmakingswet, hetzij de normen maken daarvan geen deel uit, en zijn dan niet algemeen verbindend.

4.24. Het hof heeft vastgesteld dat er naar buiten werkende, algemeen geldende normen bestaan die niet (tevens) 'algemeen verbindend voorschrift' in de zin van de Bekendmakingswet zijn (rov. 10). In de redenering van het hof gaat het in deze zaak om zulke normen. Het hof heeft de subsidiaire vordering klaarblijkelijk opgevat in die zin, dat Knooble niet een verklaring voor recht bedoelde dat de verwezen normen niet een 'algemeen verbindend voorschrift' in de zin van de Bekendmakingswet zijn, maar een verklaring voor recht verlangde dat voor zover het Bouwbesluit en de Regeling Bouwbesluit verwijzen naar normen die niet overeenkomstig de Bekendmakingswet bekend zijn gemaakt, de verwezen normen geen rechten of verplichtingen voor burgers inhouden. Dat oordeel van het hof geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Anders dan door Knooble is voorgesteld, is het niet het één of het ander. De slotsom is dat middelonderdeel 1 niet tot cassatie leidt.

Onderdeel 2: Auteursrecht op NEN-normen?

4.25. Onderdeel 2 is gericht tegen de beslissing in rov. 15, dat niet kan worden vastgesteld dat art. 11 Auteurswet van toepassing is op de NEN-normen waarnaar in het Bouwbesluit of de Regeling Bouwbesluit is verwezen en dat daarom ook de vordering onder 2 moet worden afgewezen. In de s.t. namens Knooble (blz. 85) zijn de klachten in dit onderdeel samengevat als volgt:
"NNI handelt in strijd met art. 11 Auteurswet door auteursrecht geldend te maken op (de relevante gedeelten van) verwezen NEN- en NEN-EN-normen die - naar de inhoud genomen - een onlosmakelijk onderdeel vormen van de algemeen verbindende voorschriften in het Bouwbesluit en de Regeling Bouwbesluit."

4.26. Onderdeel 2.a klaagt dat de tweede volzin van rov. 15 blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. Zoals in het kader van middelonderdeel 1.b is betoogd moet, mede in het licht van (de geschiedenis van de totstandkoming van) de aangehaalde bepalingen in de Woningwet, het Bouwbesluit en de Regeling Bouwbesluit worden geoordeeld dat de verwezen NEN-normen een onlosmakelijk onderdeel vormen van de desbetreffende 'algemeen verbindende voorschriften'. Dit brengt volgens de rechtsklacht mee dat art. 11 Auteurswet van toepassing is.

4.27. Wanneer onderdeel 1.b wordt verworpen, faalt ook deze klacht. Het middelonderdeel miskent dat wanneer een algemeen verbindend voorschrift zoals het Bouwbesluit of de Regeling Bouwbesluit naar een normalisatienorm verwijst, art. 11 Auteurswet niet reeds om die reden van toepassing is op de verwezen norm.

4.28. Daarnaast bevat het onderdeel de klacht dat de (in rov. 15 genoemde) bekendmaking van normen door het Nederlands Normalisatie-Instituut niet kan worden aangemerkt als een bekendmaking in de zin van art. 88 - 89 Grondwet en de Bekendmakingswet. Aan het begrip "uitvaardiging" in art. 11 Auteurswet is volgens het middelonderdeel voldaan doordat het Bouwbesluit en de Regeling Bouwbesluit - met inbegrip van de verwijzing naar NEN-normen - zijn vastgesteld door de Kroon, onderscheidenlijk: door de minister.

4.29. Deze klacht mist feitelijke grondslag, voor zover zij uitgaat van de veronderstelling dat het hof de bekendmaking van de normen door het Nederlands Normalisatie-Instituut heeft beschouwd als de bekendmaking in de zin van art. 88 - 89 Grondwet en de Bekendmakingswet. Integendeel, het hof is van oordeel dat de verwezen normen niet zijn aan te merken als een 'algemeen verbindend voorschrift' in de zin van de Bekendmakingswet.

4.30. Het begrip "uitvaardiging" in art. 11 Auteurswet is niet identiek aan de wijze waarop de regeling bekend wordt gemaakt. In Van Dale wordt het woord "uitvaardigen" omschreven als: "met gezag, als bevel of voorschrift van zich doen uitgaan", met als synoniemen: "afkondigen, decreteren". Het woord veronderstelt dat hetgeen uitgevaardigd is (het bevel of het voorschrift) is vastgesteld en op een of andere wijze voor anderen kenbaar is gemaakt: het wetsvoorstel is wet geworden. Daarmee is niet zonder meer gegeven dat het desbetreffende bevel of voorschrift bekend is gemaakt overeenkomstig de wettelijke bepalingen. De wet kan immers bepaalde eisen stellen aan de vorm waarin, of aan het tijdstip waarop, de bekendmaking van een bevel of voorschrift geschiedt.

4.31. Dit leidt evenwel niet tot de in het cassatiemiddel beoogde gevolgtrekking dat art. 11 Auteurswet op de verwezen normalisatienormen van toepassing is. Art. 11 Auteurswet stelt de eis dat het voorschrift is uitgevaardigd door de openbare macht. Volgens het hof heeft Knooble niet onderbouwd gesteld dat - indien deze normen niet geacht moeten worden door de Kroon (in het Bouwbesluit) of door de minister (in de Regeling Bouwbesluit) te zijn vastgesteld - het Nederlands Normalisatie-Instituut is aan te merken als onderdeel van de openbare macht. Aan één van de voorwaarden voor toepassing van art. 11 Auteurswet is niet voldaan. Onderdeel 2.a faalt.

4.32. Onderdeel 2.b sluit hierbij aan met een motiveringsklacht. Volgens het middelonderdeel is onbegrijpelijk, althans is niet toereikend gemotiveerd, hoe uit de door het hof genoemde omstandigheden (te weten: dat de NEN-normen door het Nederlands Normalisatie-Instituut bekend zijn gemaakt en dat Knooble niet onderbouwd heeft gesteld dat het NNI zou moeten worden beschouwd als een 'openbare macht' in de zin van art. 11 Auteurswet) zou volgen dat artikel 11 hier niet van toepassing is.

4.33. Een rechtsoordeel kan niet met succes worden bestreden door middel van een motiveringsklacht. Overigens is de redengeving van het bestreden oordeel niet onbegrijpelijk. Blijkens de toelichting is deze klacht gebaseerd op de veronderstelling dat de verwezen NEN-normen een onlosmakelijk onderdeel zijn van het Bouwbesluit of de Regeling Bouwbesluit en als zodanig deel uitmaken van een 'algemeen verbindend voorschrift' dat door een openbare macht is uitgevaardigd. Het is juist die opvatting, welke door het hof is verworpen. Onderdeel 2.b leidt niet tot cassatie.

Onderdeel 3: de afwijzing van de vorderingen onder 3 en 4.

Op andere blogs:
Cassatieblog (Advocaat-Generaal: NEN-normen zijn geen algemeen verbindende voorschriften)
HRrendement (NEN-normen worden waarschijnlijk niet gratis)