Gepubliceerd op donderdag 15 november 2007
IEF 5075
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Niet openbaar toegankelijk

steigerkop.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 7 november 2007, HA ZA 04-1278, Scafom International B.V. tegen Wilhelm Layher Vermogens Verwaltungs- Gmbh.

Eiser Scafom heeft Layher gedagvaard om vernietiging te verkrijgen van het Nederlandse deel van een Europees octrooi van Layher over een aansluitkop voor steigerbuizen. Scafom betoogde dat het octrooi niet nieuw is op grond van, onder andere, openbaar voorgebruik. Daarnaast is het octrooi volgens Scafom onvoldoende duidelijk / niet-nawerkbaar en niet-inventief en zou het octrooi toegevoegde materie bevatten.

In reconventie heeft Layher een inbreukverbod gevorderd en een aantal nevenvorderingen geformuleerd. De rechtbank gaat in conventie aan ieder van de geldigheidsargumenten voorbij. Scafom heeft de inbreuk niet betwist en de rechtbank wijst in reconventie de inbreukvorderingen voor het grootste gedeelte toe.

Geldigheid. Layher maakte kennelijk gebruik van een bedrijf (Woeste) dat voor Layher de aansluitkoppen, waarin de uitvinding belichaamd was, voor haar produceerde. De rechtbank overweegt dat het feit dat medewerkers van Woeste voor de prioriteitsdatum toegang zouden hebben gehad tot die aansluitkoppen nog niet betekent dat de uitvinding openbaar toegankelijk is geworden. Volgens de rechtbank vloeit de verplichting tot vertrouwelijke omgang met de kennis over de bewuste aansluitkoppen voort uit de rechtsverhouding tussen Layher en Woeste (opdrachtgever – opdrachtnemer). Dit geldt volgens de rechtbank eveneens voor medewerkers van bedrijven die weer door Woeste zijn ingeschakeld.

Ook het feit dat klanten voor de prioriteitsdatum toegang zouden hebben gehad tot het fabrieksterrein van Layher, kan niet tot de conclusie leiden dat de uitvinding openbaar toegankelijk is geworden, omdat niet gebleken is dat deze klanten de aansluitkoppen in detail hebben kunnen bestuderen, zodat zij van de uitvinding kennis hebben kunnen nemen. Tot slot overweegt de rechtbank dat ook het produceren en verhandelen van de aansluitkoppen voor de prioriteitsdatum niet tot gevolg kan hebben dat de uitvinding openbaar toegankelijk is geworden. Layher heeft onweerspoken aangevoerd dat de aansluitkoppen slechts in gelaste toestand op de markt zijn gebracht en dat bij gelaste aansluitkoppen de uitvinding niet meer zichtbaar is.

De overige nieuwheidsargumenten worden, evenals het beroep op het gebrek aan inventiviteit, door de rechtbank afgewezen. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van Scafom dat de “grenzen” van een zinsnede uit de conclusie onduidelijk zouden zijn, aangezien Scafom volgens de rechtbank onvoldoende heeft duidelijk gemaakt wat zij met die stelling heeft bedoeld. Na een vergelijking van het verleende octrooi en de oorspronkelijke aanvrage concludeert de rechtbank dat het octrooi door de aanvrage wordt gedekt.

Inbreuk. Scafom heeft bij conclusie van antwoord erkend dat zij aansluitkoppen heeft verhandeld die voldoen aan de kenmerken van de hoofdconclusie van het octrooi. De rechtbank onderzoekt of de vorderingen van Layher voor toewijzing in aanmerking komen en wijst deze voor het grootste gedeelte toe. 

Lees het vonnis hier.