Gepubliceerd op woensdag 29 oktober 2025
IEF 23038
Gerecht EU (voorheen GvEA) ||
22 jul 2025
Gerecht EU (voorheen GvEA) 22 jul 2025, IEF 23038; ECLI:EU:T:2025:765 (Oberon Fuels, Inc. tegen EUIPO en Dimeta BV), https://ie-forum.nl/artikelen/nietigverklaring-van-het-eu-merk-rdme-wegens-beschrijvend-karakter

Nietigverklaring van het EU-merk ‘RDME’ wegens beschrijvend karakter

Gerecht EU 22 juli 2025, IEF 23038; IEFbe 4017; ECLI:EU:T:2025:765 (Oberon Fuels, Inc. tegen EUIPO en Dimeta BV). Oberon Fuels had in de EU het woordmerk “RDME” laten registreren voor brandstoffen (o.a. dimethyl ether en hernieuwbare/biofuels). Dimeta BV vroeg in 2023 om dat merk nietig te verklaren bij het EUIPO. Het EUIPO vond dat RDME niet als merk had mogen worden ingeschreven, omdat het beschrijvend is: volgens het Bureau zal een relevant deel van het gespecialiseerde, Engelstalige publiek in de EU “RDME” lezen als “rDME”, een gebruikelijke afkorting voor “renewable dimethyl ether”, oftewel hernieuwbare dimethylether, een soort brandstof. Zo’n aanduiding beschrijft rechtstreeks het type brandstof en niet de commerciële herkomst. Het EUIPO verklaarde het merk daarom nietig op grond van artikel 7(1)(c) van de Uniemerkenverordening (beschrijvend karakter) en ook vanwege gebrek aan onderscheidend vermogen. Oberon ging daartegen in beroep bij de kamer van beroep van het EUIPO en daarna in beroep bij het Gerecht van de EU (zaak T-512/24), en vroeg om vernietiging van de beslissing.

Het Gerecht wijst de vordering van Oberon af zonder zitting, omdat de zaak “kennelijk rechtens ongegrond” is. Het Gerecht bevestigt dat het relevante publiek niet alleen consumenten is, maar ook professionele afnemers in de brandstofsector, en dat het voldoende is als een niet-verwaarloosbaar deel van dat publiek de term begrijpt als een productomschrijving. De rechtbank vindt dat er genoeg bewijs is dat “rDME” al vóór de prioriteitsdatum in 2022 werd gebruikt als afkorting voor “renewable dimethyl ether”, ook binnen de EU-brandstoffenmarkt. Het feit dat het merk is geschreven met hoofdletters (“RDME” in plaats van “rDME”) verandert daar niets aan, omdat het hier om een woordmerk gaat. Omdat het merk dus louter beschrijft wat voor soort brandstof het is, was registratie in strijd met artikel 7(1)(c). Dat alleen is al genoeg om het merk kwijt te raken, dus het Gerecht gaat niet eens meer inhoudelijk in op het tweede argument (gebrek aan onderscheidend vermogen). De uitkomst: het beroep wordt volledig afgewezen en iedere partij draagt zijn eigen kosten.

40      In the third place, as EUIPO correctly observes, it is irrelevant, in that regard, that the contested mark is written starting with the capital letter ‘R’. According to the case‑law of the Court, a word mark is a mark consisting entirely of letters, of words or of associations of words, written in printed characters in normal font, without any specific graphic element. The protection which results from registration of a word mark concerns the word mentioned in the application for registration and not the specific graphic or stylistic elements accompanying that mark (see judgment of 3 July 2013, Airbus v OHIM (NEO), T‑236/12, EU:T:2013:343, paragraph 39 and the case-law cited).

41      It follows that the Board of Appeal was right in finding that the contested mark had been registered in breach of Article 7(1)(c) of Regulation 2017/1001 in so far as it was descriptive of the goods at issue, since it was perceived by the professional public as a reference to a type of fuel rather than an indication of the commercial origin of the goods at issue.