Gepubliceerd op dinsdag 17 juli 2007
IEF 4373
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Nucleinezuuramplificatie over meerdere temperatuurcycli

mx3.gifRechtbank ’s-Gravenhage 13 juli 2007, Applera Corporation tegen Stratagene Corporation cs

Octrooirecht. Het octrooi is geldig en inbreuk is niet betwist. Geen grensoverschrijdend verbod. Geen verbod op indirecte inbreuk. Kosten ten aanzien van de bewijsbeslagen worden ook toegewezen, ondanks dat inbreuk niet wordt betwist. Ten tijde van de beslagen was er immers voor eiseres reden om rekening te houden met een fundamenteel inbreukverweer. Nevenvorderingen toegewezen in kort geding.

Applera heeft – na een nog niet geheel voltooide oppositieprocedure – een Europees octrooi voor een inrichting voor het volgen van een polymerasekettingreactie (PCR) voor nucleinezuuramplificatie over meerdere temperatuurcycli.

Strategene cs biedt via haar website de Mx3000P, Mx3005P en Mx4000 quantitaive PCR systemen aan. Applera stelt zich op het standpunt dat deze systemen van Strategene inbreuk maken op haar octrooi. Allereerst  heeft Applera onder de Nederlandse gedaagden bewijsbeslag gelegd en een beschrijving opgemaakt van inbreukmakende producten. Vervolgens heeft zij Stratagene in kort geding gedagvaard teneinde een inbreukverbod (plus nevenvorderingen) te krijgen.

De Voorzieningenrechter beschrijft uitgebreid het technische gebied van de uitvinding alvorens aan de inhoudelijke beoordeling van het geschil toe te komen.

Het verweer van Strategene concentreert zich op de stelling dat er een reële (serieuze), niet te verwaarlozen kans bestaat dat het octrooi van Applera zal worden herroepen. Stratagene betwist niet dat haar systemen de kenmerken bevatten van de ingeroepen conclusies van het octrooi. Strategene voert de volgende drie gronden aan waarom volgens haar de conclusies van het octrooi bij voortzetting van de oppositieprocedure alsnog zullen worden verworpen: strijd met artikel 76 (1) EOV, gebrek aan nieuwheid in het licht van een proefschrift van Otten en D30, en gebrek aan inventiviteit, ook in het licht van het voornoemde proefschrift.

Stratagene cs. hebben zich op het standpunt gesteld dat het octrooi welke berust op een afgesplitste aanvrage een uitbreiding van de materie ten opzichte van de eerdere aanvraag meebrengt, hetgeen in strijd is met artikel 76 lid 1 EOV. De Grote Kamer van Beroep heeft op dit punt geoordeeld (G 1/05) dat afgesplitste aanvragen mogen worden aangepast tijdens de procedure en weer tot de oorspronkelijke materie uit de moederaanvraag worden beperkt. De afgesplitste aanvragen zijn alsdan geldig ingediend ook als ze uitbreiding van materie ten opzichte van de eerdere aanvraag meebrengen. De Voorzieningenrechter oordeelt dat in het licht van deze beslissing van de Grote Kamer van Beroep niet zonder meer aannemelijk is dat de voortgezette oppositie wegens strijd met artikel 76 lid 1 EOV alsnog zal worden vernietigd.

Het proefschrift van Otten wordt voorshands door de Voorzieningenrechter niet als nieuwheids- dan wel inventiviteitsschadelijk beschouwd.

Het kort geding is als het gaat om bewijslevering niet de meest passende procedure. Onder deze omstandigheden kon de Voorzieningenrechter niet anders dan aanhaken bij de eerdere beslissing van de Technische kamer van Beroep op dit punt. D30 wordt dan ook niet als schadelijk voor de nieuwheid gezien, aangezien het niet beyond reasonable doubt vaststaat dat het document openbaar toegankelijk is gemaakt.

Het bovenstaande voert de Voorzieningenrechter tot de conclusie dat Stratagene cs. inbreuk maken op het octrooi van Applera.

Het grensoverschrijdend verbod wordt afgewezen daar Applera niet inzichtelijk heeft gemaakt dat het octrooi in al de landen waarover het verbod zich moet uitstrekken is gevalideerd, en nog minder heeft zij duidelijkheid verschaft over in welke omvang het octrooi in die landen geldt. Voorshands gaat de Voorzieningenrechter ervan uit dat alleen in Nederland een akte van gedeeltelijke afstand is ingeschreven.

Ook het verbod op indirecte inbreuk wordt afgewezen omdat Applera onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door Stratagene geleverde hulpstoffen geschikt en bestemd zijn voor toepassing van het octrooi.

De kosten die zijn gemaakt door Applera ten aanzien van de bewijsbeslagen worden wel toegewezen, ondanks dat inbreuk niet door Stratagene is betwist. Ten tijde van de beslagen was er immers voor Applera reden om rekening te houden met een fundamenteel inbreukverweer.

Lees het vonnis hier. Eerder bericht bewijsbelsagen: IEF 4219 (22 juni 2007).