Gepubliceerd op woensdag 19 maart 2008
IEF 5856
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Obiter dictum: (net) vrij lopen

fps.gifRechtbank ’s-Gravenhage 11 maart 2008, KG ZA 07-1141, SEB S.A.S. tegen Koninklijke Philips Electronics N.V.

Wel gemeld, nog niet samengevat. Modellenrecht. Verkeerde partij gedagvaard, met als gevolg het afwijzen van de vordering. Ten overvloede inhoudelijke bespreking van de zaak teneinde verdere procedures te voorkomen. Geen inbreuk. Grotendeels technische bepaald en het overige heeft een andere algemene indruk. Ambsthalve voetnoot over proceskostenveroordeling.

Philips en SEB (in Nederland opererend onder het merk “Tefal”) brengen allebei een foodprocessor op de markt, waarvan de voedselverwerkingskom bovenop de motorbehuizing is geplaatst (ontwerp voornamelijk bekend uit de wereld van de blenders). Beiden hebben een flauwe zandlopervorm. SEB heeft een modelrecht op haar apparaat en spreekt Philips in kort geding aan op inbreuk van dit recht door de foodprocessor van Philips.

De kort geding rechter stelt ten eerste vast dat de gedagvaarde partij Koninklijke Philips Electronics N.V. een holdingmaatschappij is die, behalve het houden van aandelen geen andere activiteiten uitoefent in het economische verkeer. Reeds om deze reden maakt Philips geen inbreuk op de Gemeenschapsmodelrechten van SEB en dient de vordering dus afgewezen te worden. SEB had voor Nederland Philips DAP dienen te dagvaarden en voor zover het om andere markten binnen de EU dan de Nederlandse gaat de Philips-groepsmaatschappijen die op die betreffende markten het Philips apparaat op de markt brengen. Dat op een sommatiebrief gericht aan Philips zonder een voorbehoud te maken inhoudelijk is gereageerd door de advocaat van Philips maakt dat niet anders.

Op uitdrukkelijk verzoek van beide partijen, mede met het oog op het voorkomen van verdere procedures, heeft de rechter bij wege van obiter dictum ook een voorlopige beoordeling van de inbreukvraag gegeven.

De rechter overweegt dat een belangrijk gedeelte van beide apparaten (hoewel niet alles) wordt “bepaald door de verscheidene technische Functies”. De “doorzichtige, trechtervormige kom met toevoertuit […] voorzien van een oor/handvat en een (doorgaans: ondoorzichtig) motorhuis met een snoeropbergmogelijkheid”, het “omgekeerd trechtervormig motorhuis” en  een “zo breed mogelijke basis” kunnen allen worden beschouwd als technisch bepaald. Samen met het bestaande vormgevingserfgoed, zijnde een zandlopervormige KENWOOD foorprocessor, wordt het volgende overwogen:

“Dergelijke elementen komen niet in aanmerking voor modelrechtelijke bescherming, maar zijn niettemin naar voorlopig oordeel voor een belangrijk deel bepalend voor de algemene indruk die het apparaat wekt.” (r.o. 4.8).

De rechter besluit op grond van een meer detaillistische benadering dat de foodprocessor van Philips (net) geen inbreuk maakt op het model van SEB. Op grond van de aanzichten van het model (achter, voor, zij, boven, onder, en “alle”) komt de rechter tot het volgende oordeel:

“4.9. De volgende modelrechtelijk relevante vormgevingskenmerken die blijken uit de
Gemeenschapsmodelinschrijving van SEB zijn bij het aangevallen Philips apparaat naar
voorlopig oordeel zodanig anders uitgevoerd, dat dit apparaat (net) vrijloopt, omdat aldus
een modelrechtelijk relevante andere algemene indruk wordt gewekt:”

Aan de niet-betwiste proceskosten wijdt de rechter een ambtshalve voetnoot. De rechter spreekt het voorzichtige vermoeden uit dat een rekening zou zijn opgevoerd die met een parallelle octrooizaak tussen partijen te maken heeft. Navraag leert dat er echter geen parallelle octrooizaak is en dat de genoemde proceskosten betrekking zouden hebben op onderzoek naar modellen die al bekend waren ten tijde van het depot (“prior art”) en naar de technische aspecten van blenders (“octrooien”).”

Lees het vonnis hier.