Gepubliceerd op woensdag 25 april 2018
IEF 17646
Rechtbank Den Haag ||
11 apr 2018
Rechtbank Den Haag 11 apr 2018, IEF 17646; ECLI:NL:RBDHA:2018:4591 (Acteon tegen Dürr Dental), https://ie-forum.nl/artikelen/octrooihouder-wenst-nederlands-deel-niet-te-verdedigen-dat-deel-wordt-vernietigd

Octrooihouder wenst Nederlands deel niet te verdedigen, dat deel wordt vernietigd

Rechtbank Den Haag 11 april 2018, IEF 17646; ECLI:NL:RBDHA:2018:4591 (Acteon tegen Dürr Dental) Octrooirecht. Acteon houdt zich bezig met de verhandeling van onder meer diagnostische apparatuur voor de tandheelkundige markt. Tot haar assortiment behoort de PSPIX-scanner voor het uitlezen van opslagfolies voor röntgenfoto’s. Kenmerkend voor de PSPIX-scanner is dat de folies kunnen worden uitgelezen en vervolgens gewist, zodat deze opnieuw kunnen worden gebruikt. Dürr Dental is houdster van EP19292371B1, maar wil afstand doen van het Nederlandse deel. Dat is niet mogelijk i.v.m. de onderhavige procedure. In haar conclusie van antwoord aangegeven dat zij het Nederlandse deel van EP 371 niet wenst te verdedigen. Er wordt geen verweer gevoerd tegen de nietigheidsargumenten. Onder deze omstandigheden kan de onderhavige nietigheidsprocedure dan ook worden aangemerkt als een vooruitgeschoven niet-inbreukverweer in de hiervoor bedoelde zin. Nu gedaagde geen verweer voert, wordt het Nederlands deel van het Europees octrooi vernietigd. Nevenvorderingen afgewezen (onvoldoende onderbouwd). Geen sprake van rauwelijks dagvaarden. Gedaagde is de in het ongelijk gestelde partij. Proceskosten tot en met dagvaarding o.b.v. artikel 1019h Rv. Voor wat betreft het resterende geschilpunt over de proceskosten geldt het normale liquidatietarief.

4.4. Zoals hier hiervoor reeds werd vermeld, heeft Dürr Dental in haar conclusie van antwoord aangegeven dat zij het Nederlandse deel van EP 371 niet wenst te verdedigen. Zij heeft daarom geen verweer gevoerd tegen de door Acteon ontwikkelde nietigheidsargumenten. Daarmee ligt de onder (4a) primair gevorderde vernietiging van dit deel van het octrooi als niet weersproken voor toewijzing gereed. De onder (4b) subsidiair gevorderde verklaring voor recht behoeft daarmee geen bespreking.

4.9. De rechtbank gaat daarmee voorbij aan het betoog van Dürr Dental dat Acteon deze kosten, door rauwelijks te dagvaarden en vervolgens te weigeren mee te werken aan intrekking van het Nederlandse deel van het octrooi, nodeloos heeft veroorzaakt, zodat er aanleiding is deze in afwijking van de hoofdregel (geheel) voor haar rekening te brengen.

4.15. Anders dan Acteon meent, betekent het voorgaande ondertussen niet dat de gehele procedure wordt geregeerd door artikel 1019h Rv. Waar Dürr Dental in haar conclusie van antwoord meteen te kennen heeft gegeven het Nederlandse deel van EP 371 niet (meer) te willen verdedigen, is de zaak immers van kleur verschoten, in die zin dat de verdere debat alleen nog maar gericht is geweest op het verkrijgen van een proceskostenveroordeling. De daarmee gemoeide kosten vallen buiten het bereik van artikel 1019h Rv (vgl. HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1087, r.o. 3.6). Gelet hierop zullen uitsluitend de kosten die Acteon tot en met de dagvaarding heeft gemaakt, worden afgedaan met toepassing van artikel 1019h Rv. Voor de kosten die daarna zijn gemaakt geldt het liquidatietarief.