Gepubliceerd op woensdag 31 augustus 2011
IEF 10132
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Onjuiste informatie aan journalist

Rechtbank 's-Hertogenbosch 31 augustus 2011, LJN BR6276 (onjuiste informatie aan journalist RTL Nederland)

Als randvermelding. Mediarecht. verstrekken van onjuiste informatie aan journalist RTL nieuws.

Door RTL Nieuws is op 2 december 2009, na de vrijlating van xxx een uitzending aan xxxx gewijd. De kern van de uitzending was dat xxx na zijn vrijlating contact heeft gezocht met "slachtoffers uit het strafproces". ZZZ heeft voorafgaand aan de uitzending informatie aan een journalist van RTL Nederland verstrekt ten behoeve van die uitzending. Tijdens dat interview heeft ZZZ mededelingen gedaan over xxx en een geluidsopname laten horen van een telefoongesprek tussen zijn zoon en xxx. Daar is door journalist een gedeelte van dat telefoongesprek opgenomen. Van het interview met de journalist zijn beeld- en geluidsopnames gemaakt die tijdens de uitzending van RTL nieuws zijn getoond. xxx stelt dat ZZZ onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door het verstrekken van onjuiste informatie dan wel door het doen van onjuiste mededelingen aan de journalist van RTL Nederland. Aantasting in eer en goede naam en vordering van onder meer immateriele schadevergoeding wordt toegewezen.

4.9.  Naar het oordeel van de rechtbank heeft [partij B] door zijn onjuiste en ongefundeerde, althans onvoldoende gefundeerde uitlatingen een onjuist beeld geschapen over [partij A] en geen, althans onvoldoende rekening gehouden met de rechten van [partij A]. Zulks klemt te meer nu [partij A], die is veroordeeld voor misbruik van minderjarigen, de dientengevolge opgelegde straf heeft uitgezeten en mitsdien recht heeft op resocialisatie. Deze resocialisatie komt onder druk omdat door de mededelingen van [partij B], mogelijk nieuwe verdenkingen op [partij A] geladen worden. Door het doen van dergelijke onjuiste en ongefundeerde mededelingen die bijdragen aan een negatieve beeldvorming van de persoon van [partij A], is gezien alle omstandigheden van het geval, de grens die in artikel 10 lid 2 EVRM is gesteld aan de vrijheid van meningsuiting, door [partij B] overschreden en heeft [partij B] onrechtmatig gehandeld jegens [partij A] in die zin dat hij de eer en goede naam van [partij A] heeft aangetast.

4.10.   Door [partij A] is aangevoerd dat de uitlatingen een schadevergoeding rechtvaardigen van € 20.000,00. [partij A] heeft desgevraagd ter comparitie opgemerkt dat het lastig is de schade aannemelijk te maken, omdat er sprake is van een samenloop van procedures, door en tegen [partij A] ingesteld, uitspraken van de burgemeester va[woonplaats] etcetera, die allemaal bijdragen aan de beeldvorming. Desalniettemin dient volgens [partij A] op het onrechtmatig handelen van [partij B] een financiële sanctie te staan. Dit is naar het oordeel van de rechtbank eerst dan het geval indien er sprake is van enigerlei schade die het rechtstreeks gevolg is van het onrechtmatige handelen van [partij B].

4.11.  Voor vergoeding op grond van artikel 6:106 BW komt slechts in aanmerking het niet in vermogensschade bestaande nadeel dat mogelijk is geleden door [partij A] die, als gevolg van een gebeurtenis waarvoor [partij B] aansprakelijk is, in zijn eer en goede naam is aangetast.