Gepubliceerd op vrijdag 9 oktober 2015
IEF 15317
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Ontbreken van vormgevingserfgoed leidt tot auteursrechtelijk beschermde werken

Vzr. Rechtbank Den Haag 8 oktober 2015, IEF 15317; ECLI:NL:RBDHA:2015:11590 (Biglight tegen eiser h.o.d.n. Spinlight)
Auteursrecht. Biglight behoort tot het Besselink familieconcern dat zich toelegt op de productie en handel van verlichtingsartikelen. Biglight biedt onder meer in haar catalogus lampenkappen aan. A heeft ook een catalogus opgenomen op de website. Biglight vindt dat A inbreuk maakt op haar auteursrechten op de betreffende lampenkappen en hun grafische weergaven. De voorzieningenrechter overweegt dat A geen vormgevingserfgoed heeft overlegd ter onderbouwing van zijn stelling dat auteursrechten niet geldig zouden zijn. Zodoende moeten de lampenkappen met nrs. 4,8,9,10,11 en 12 alsmede alle renderings als auteursrechtelijk te beschermen werken worden gekwalificeerd. Daarnaast lijken de lampenkappen van A erg veel op die van Biglight waarmee een vermoeden van ontlening is gegeven. Er is sprake van inbreuk op de auteursrechten van Biglight.

4.4. (...) Zoals ter zitting reeds benoemd, wreekt zich dat [A] geen vormgevingserfgoed heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat de ingeroepen auteursrechten niet geldig zouden zijn. Anders dan [A] in nr. 18 van de pleitnota aanneemt, is het aan hem om dit onderbouwd te stellen en bij betwisting te bewijzen. Ofschoon de lampenkappen en renderings op het eerste gezicht niet bijster creatief overkomen, gaat het de taak van de rechter te buiten om bijvoorbeeld via internet vormgevingserfgoed te verzamelen. Zodoende moeten de stellingen van [A] dat voornoemde lampenkappen en renderings gebruikelijke vormen zouden betreffen en reeds door meerdere lampenmakers zouden zijn geproduceerd, bij gebreke aan enige onderbouwing als onvoldoende aannemelijk van de hand worden gewezen. Bij deze stand van zaken moeten de lampenkappen met nrs. 4, 8, 9, 10, 11 en 12 alsmede alle renderings als auteursrechtelijk te beschermen werken worden gekwalificeerd.

4.6. Gegeven de gelijkenis is het vermoeden dat sprake is van ontlening gegeven. [A] heeft nog aangevoerd dat hij de renderings door ene “ [X] ” heeft laten ontwikkelen – wellicht ten betoge dat geen sprake is van ontlening – maar hij heeft die stelling niet met enig bewijs onderbouwd zodat het vermoeden niet ontzenuwd is te achten. Dit geldt te minder als de volgende omstandigheid waarop door Biglight is gewezen in ogenschouw wordt genomen. De rechthoekige kap nr. 3 heeft Biglight slechts met snoeren online staan. Op aansluitingen van die snoeren lijkt bij de afbeeldingen van [A] wat te zijn weggehaald.

4.8. De slotsom luidt dat de vorderingen grotendeels terecht zijn toegewezen, met dien verstande dat het inbreukverbod zal worden beperkt tot de lampenkappen met nrs. 4, 8, 9, 10, 11 en 12 alsmede alle renderings. De spoedeisendheid van de verbodsvordering noch de opgave is in deze oppositie bestreden. Het spoedeisende belang om die opgave te doen vergezellen van een accountantsverklaring valt evenwel zonder nadere toelichting – die ontbreekt – niet in te zien, indachtig dat een en ander versterkt zal worden met een dwangsom en in een bodemprocedure deze opgaaf alsnog door een accountant gecontroleerd kan worden. De dwangsom zal worden gematigd tot € 500 per dag of overtreding en gemaximeerd tot € 50.000. Voor het overige wordt het verstekvonnis bekrachtigd (waarbij “inbreukmakende producten” in 3.1 en 3.2 betrekking heeft op de lampenkappen met nrs. 4, 8, 9, 10, 11 en 12). [A] is ook in deze oppositieprocedure als de hoofdzakelijk in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten van Biglight te veroordelen, welke onbestreden zijn.

Lees hier de pdf