Gepubliceerd op donderdag 9 februari 2012
IEF 10888
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Ontvangsttheorie: stuiting van verjaring

Rechtbank 's-Gravenhage 25 januari 2012, LJN BV3413 (KMI - Music bank tegen Staat der Nederlanden)

In navolging van IEF 9698. Schadevergoedingsvordering na strafvorderlijk optreden. Bewijswaardering: eiser is niet geslaagd in het bewijs dat de brief die stuiting van de verjaring had kunnen bewerkstelligen Buma/Stemra heeft bereikt. De vorderingen zijn daarom verjaard.

2.1.In de onderhavige zaak ligt allereerst ter beoordeling voor of de rechtsvordering van [eiser] gebaseerd op de grondslagen achtereenvolgens genoemd onder 4.1 a en b van voormeld tussenvonnis is verjaard. In dat kader is [eiser] bij voornoemd tussenvonnis door de rechtbank toegelaten tot het leveren van bewijs van de stelling dat Buma/Stemra (één van) de brieven, respectievelijk gedateerd op 7 augustus 1997, 15 september 1997 en 17 december 1998 en genoemd onder r.o. 4.7 van voormeld tussenvonnis, heeft ontvangen (vergelijk r.o. 4.10 en 4.13 van voornoemd tussenvonnis).

2.2.De rechtbank constateert dat in voormeld tussenvonnis in r.o. 4.8 sprake is van een kennelijke misslag. Zoals in r.o. 4.5 van voornoemd tussenvonnis is overwogen, is de verjaringstermijn aangevangen op 7 augustus 1997, waarmee [eiser] vóór 7 augustus 2002 zijn rechtsvordering diende in te stellen of de verjaring diende te stuiten. Indien en voor zover Buma/Stemra de brieven van [eiser] van 7 augustus 1997 en/of 15 september 1997 heeft ontvangen, betekent dat echter dat de verjaring is gestuit tot uiterlijk 15 september 2002. Dat betekent dat de aansprakelijkstelling van [eiser] van 3 maart 2003 (vergelijk r.o. 2.10 van voormeld tussenvonnis) te laat is om (wederom) stuiting van de verjaring te bewerkstelligen, in tegenstelling tot hetgeen de rechtbank heeft overwogen in r.o. 4.8 van voornoemd tussenvonnis.

De enige brief die stuiting van de verjaring heeft kunnen bewerkstelligen, is daarom de brief van 17 december 1998. Daarmee is de verjaring gestuit tot 17 december 2003, waarmee de aansprakelijkstelling van 3 maart 2003 tijdig is geweest om de verjaring wederom te stuiten. De rechtbank komt daarom alleen toe aan bewijswaardering in het kader van de brief van 17 december 1998.

2.9.Nu [eiser] niet is geslaagd in de bewijslevering ligt de vordering zowel gebaseerd op de grondslag zoals genoemd onder 4.1 a van voormeld tussenvonnis, als op de grondslag zoals genoemd onder 4.1 b van voornoemd tussenvonnis voor afwijzing gereed (vergelijk r.o. 4.15 en 4.16 van voormeld tussenvonnis).