Gepubliceerd op donderdag 29 oktober 2015
IEF 15378
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Operazanger in de rol van B.F. Pinkerton krijgt vergoeding na plotseling beëindiging contract

Rechtbank Overijssel 29 oktober 2015, IEF 15378; ECLI:NL:RBOVE:2015:4831 (eiser tegen Stichting Nederlandse Reisopera)
Uitspraak mede ingezonden door Marc de Boer, Boekx. Muziek. Overeenkomst. NRO heeft overeenkomst met eiser dat hij operazanger is in de rol van B.F. Pinkerton in de opera Madame Butterfly van Puccini. Na afloop van de generale repetitie heeft de directeur van NRO medegedeeld dat het contract van eiser per direct is geëindigd, vlak voor de première. Eiser vordert uitbetaling van zijn overeengekomen honorarium. De Stichting erkent dat zij een bedrag moeten betalen, maar de vraag is hoe hoog. De voorzieningenrechter stelt de vergoeding op wiskundige doch eenvoudige wijze vast met inachtneming van de tijd die eiser tot dat moment van annulering aan de productie heeft besteed. Daarbij wordt uitgegaan van een werkweek van 6 dagen. Het overeengekomen honorarium is 587,23 euro per dag. Daadwerkelijk zijn er 32,5 dagen gewerkt. Dit komt neer op een vergoeding van 19.084,98 euro. De Stichting wordt hiertoe veroordeeld.

4.7. Wat resteert is de toepassing van de tweede alinea van artikel 7 van de overeenkomst. De Stichting erkent dat zij gehouden is tot betaling van een evenredig deel van de overeengekomen vergoedingen maar om onverklaarbare reden is het nimmer tot uitbetaling van enig bedrag gekomen terwijl partijen, zoals ter zitting is gebleken, van mening verschillen over de vraag hoe hoog dat bedrag zou moeten zijn. De voorzieningenrechter zal, zoals ter zitting reeds werd aangegeven, die vergoeding op een ‘wiskundige’ doch eenvoudige wijze vaststellen, met inachtneming van de tijd die [eiser] tot het moment van annulering aan de productie besteed heeft. Daarbij wordt uitgegaan van een werkweek van 6 dagen, de contractueel overeengekomen 2 ½ vrije dag en 12 voorstellingen. Of [eiser] , zoals de Stichting betoogt en [eiser] betwist, 5 vrije dagen heeft genoten in plaats van 2 ½ zal ook in de bodemprocedure, waar een en ander gestaafd zal moeten worden met bescheiden, uitgezocht moeten worden. De stelling van de Stichting dat [eiser] maar recht zou hebben gehad op 7 voorstellingen en dat de overige 5 voorstellingen een optie betroffen die niet is gelicht, wordt niet gevolgd. Die optie houdt naar het oordeel van de voorzieningenrechter veel eer verband met de vraag of er na de eerste 7 voorstellingen nog commercieel verantwoord 5 aanvullende voorstellingen konden plaatsvinden. Kennelijk is dat het geval geweest. De voorzieningenrechter komt tot de volgende berekening:
Overeengekomen honorarium: 12 x € 2.300,-- = € 27.600,-- : 47 dagen = € 587,23 per dag
Daadwerkelijk gewerkt/gerepeteerd: 47 dagen minus 2 ½ dag verlof minus 12 voorstellingen = 32,5 dag
Toe te kennen vergoeding 32,5 dag x € 587,23 = € 19.084,98. De Stichting zal veroordeeld worden tot betaling van dit (voorschot)bedrag aan [eiser] , vermeerderd met de gevorderde rente. Partijen zijn het er over eens dat [eiser] de contractueel overeengekomen vergoeding voor reis- en verblijfkosten heeft ontvangen.