30 mei 2023
Oppositie tegen Nederlandse 'Über' toegewezen
BBIE 30 mei 2023, IEF 21456; Beslissing oppositie 2017304 (Uber tegen Über) Het Amerikaanse bedrijf achter de taxi-app Uber heeft de oppositie ingesteld tegen de inschrijving van het Nederlandse woordmerk 'Über'. De oppositie is gebasseerd op de inschrijving van haar oudere woordmerk en ingesteld tegen alle diensten en waren van 'Über'. Uber stelt dat het betwiste merk niet mag worden ingeschreven door het bestaan van een risico op verwarring onder het relevante publiek.
Uber begint met het argument dat beide merken visueel sterk op elkaar lijken. Daarnaast zijn de merken auditief haast identiek aan elkaar. Als de dobbelstenen als umlaut worden opgevat, is het verschil tussen de merken zo klein dat het relevante publiek ze praktisch hetzelfde zal uitspreken. Uber beweert ook dat haar merk bekend is. Het bedrijf begon als een luxebedrijf voor limousineverhuur, maar groeide uit tot een grote multinational met verschillende transportdiensten. Momenteel levert Uber haar diensten in meer dan 80 landen, met een geschatte waarde van 80 miljard USD. Na de komst van Uber in 2012 naar Nederland heeft het sindsdien ook hier aan populariteit gewonnen.
Het BBIE beoordeelt het verwarringsgevaar aan de hand van de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument van de betrokken waren of diensten. Het verwarringsgevaar is groter als het oudere merk een sterkere onderscheidingskracht heeft. Merken met een sterke onderscheidingskracht vanwege hun bekendheid genieten een ruimere bescherming. Desalniettemin oordeelt het BBIE dat Uber een normaal onderscheidend vermogen heeft. Wel zijn de merken visueel sterk overeenstemmend en voor een deel van het publiek auditief en conceptueel identiek. Het relevante publiek kan menen dat de organisaties achter de merken economisch verbonden zijn met elkaar.
Op basis van deze factoren concludeert het BBIE dat er sprake is van verwarringsgevaar. De oppositie van Uber wordt toegewezen, waardoor 'Über' niet kan worden ingeschreven.
46. Voor de globale beoordeling moet worden uitgegaan van de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument van de betrokken waren of diensten. Er dient evenwel rekening mee te worden gehouden, dat de gemiddelde consument slechts zelden de mogelijkheid heeft, verschillende merken rechtstreeks met elkaar te vergelijken, doch aanhaakt bij het onvolmaakte beeld dat bij hem is achtergebleven. Ook dient er rekening mee te worden gehouden dat het aandachtsniveau van de gemiddelde consument kan variëren naar gelang van de soort waren of diensten waarom het gaat. De betrokken waren zijn waren die (ook) zijn gericht op een breed publiek, te weten de gemiddelde consument die graag fysieke en/of online spellen afneemt en/of speelt. Deze consument heeft een normaal aandachtsniveau.
47. Het verwarringsgevaar is des te groter naarmate de onderscheidingskracht van het oudere merk sterker is. Merken die hetzij van huis uit, hetzij wegens hun bekendheid op de markt, een sterke onderscheidingskracht hebben, genieten dus een ruimere bescherming dan merken met een geringe onderscheidingskracht. Opposant meent dat het ingeroepen merk een ab initio groot onderscheidend vermogen heeft omdat UBER geen kenmerk van de betrokken waren en diensten beschrijft. Hoewel het Bureau de stelling van de opposant dat het ingeroepen merk geen kenmerk van de betrokken waren beschrijft, bijtreedt, is dat geen reden aan te nemen dat sprake is van een inherent vergroot onderscheidend vermogen, nu elk merk nu eenmaal onderscheidend moet zijn om als merk te kunnen dienen. Het Bureau gaat dan ook uit van een normaal onderscheidend vermogen van het ingeroepen merk.
48. De globale beoordeling van het verwarringsgevaar veronderstelt een zekere onderlinge samenhang tussen de in aanmerking te nemen factoren, met name tussen de overeenstemming van de conflicterende tekens en de waren of diensten waarop zij betrekking hebben. Zo kan een geringe mate van overeenstemming van de betrokken waren of diensten worden gecompenseerd door een hoge mate van overeenstemming tussen de tekens, en omgekeerd.
49. In dit geval zijn de tekens visueel sterk overeenstemmend en voor tenminste een deel van het publiek auditief en conceptueel identiek. De betrokken waren zijn soortgelijk. Op basis van deze en de hiervoor genoemde andere factoren, en gelet op hun onderlinge samenhang, is het Bureau van oordeel dat er sprake is van verwarringsgevaar in die zin dat het publiek kan menen dat de door het ingeroepen merk aangeduide waren en de waren waarop het betwiste teken betrekking heeft, van dezelfde onderneming of, in voorkomend geval, van economisch verbonden ondernemingen afkomstig zijn