Gepubliceerd op zondag 4 februari 2007
IEF 3403
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Opsluitgroef en opsluitoppervlak

val.JPGGerechtshof ’s-Gravenhage, 1 februari 2007, 01/664. Välinge Innovation AB & Alloc AS tegen Unilin Beheer B.V.c.s. (Met dank aan Bas Berghuis van Woortman, Freshfields Bruckhaus Deringer).

Octrooizaak, uitleg van het begrip ‘speling’ uit de conclusies op grond van eerder arrest van het hof.

In deze octrooizaak oordeelt het hof over de door Välinge c.s. bepleitte inbreuk van Unilin c.s. op twee octrooien. De octrooien gaan hoofdzakelijk over een verbinding tussen vloerdelen (b.v. ‘kliklaminaat’) en een werkwijze om een vloer van dergelijke vloerdelen te leggen. De octrooien zijn verleend op twee afgesplitste aanvragen. Op de oorspronkelijke aanvrage is ook octrooi verleend (het ‘moederoctrooi’). Het moederoctrooi is eerder voorwerp geweest van een procedure voor de Haagse rechtbank en het hof.

In de hoofdconclusies van beide octrooien staat dat op een bepaalde plaats in de verbinding sprake moet zijn van ‘speling’. Ook in de hoofdconclusie van het moederoctrooi komt het begrip ‘speling’ voor. De beschrijvingen van de octrooien en die van het moederoctrooi zijn hetzelfde.

Inbreuk?
Bij de beoordeling van inbreuk concentreert het hof zich op de vraag hoe het begrip ‘speling’ moet worden uitgelegd. Het hof citeert haar eerdere beslissing over het moederoctrooi en handhaaft die redenering:

“Naar het oordeel van het hof dient daarom onder speling in de zin van het octrooi verstaan te worden een zodanige geringe ruimte […], dat daardoor de aan elkaar bevestigde panelen ten opzichte van elkaar kunnen worden verplaatst, dat wil zeggen langs elkaar “geschoven”, waarbij voor dat verplaatsen of verschuiven geen aanzienlijke kracht vereist is”

Välinge c.s. hebben tegen deze redenering aangevoerd dat in de conclusies en de beschrijvingen van de octrooien geen beperking over de grote van de benodigde schuifkracht is te lezen. Het hof is met Välinge c.s. van mening dat de grote van de benodigde kracht niet letterlijk in de conclusies en beschrijvingen is terug te vinden, maar volgt Välinge c.s. niet verder. Op grond van een aantal citaten uit de beschrijvingen komt het hof echter tot de conclusie dat de vakman zal begrijpen dat de vloerdelen snel en op eenvoudige wijze met de hand moeten kunnen worden gelegd. Het verschuiven, als gevolg van de speling, moet volgens het hof zonder het uitoefenen van veel kracht kunnen geschieden.

Vervolgens stelt het hof vast dat de vloerdelen van Unilin c.s. met een hamer en een speciaal stootblok moeten worden verschoven en dat die vloerdelen kennelijk vrijwel klemvast verbonden zijn.


Het hof komt tot de conclusie dat de vloerdelen van Unilin c.s. geen inbreuk maken op de octrooien.

Het aanvoeren door Välinge bij pleidooi van een nieuwe grondslag (equivalentie) wordt door het hof niet geacht in overeenstemming te zijn met de goede procesorde.

Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.

Lees het arrest hier.