Gepubliceerd op donderdag 30 oktober 2025
IEF 23040
HvJ EU ||
23 okt 2025
HvJ EU 23 okt 2025, IEF 23040; ECLI:EU:C:2025:825 (Teva Pharmaceutical Industries, Cephalon tegen Europese Commissie), https://ie-forum.nl/artikelen/pay-for-delay-onrechtmatig-hof-van-justitie-bevestigt-boetes-voor-cephalon-en-teva

‘Pay-for-delay’ onrechtmatig: Hof van Justitie bevestigt boetes voor Cephalon en Teva

Hof van Justitie EU 23 oktober 2025, IEF 23040; IEFbe 4018; ECLI:EU:C:2025:825 (Teva Pharmaceutical Industries, Cephalon tegen Europese Commissie). Cephalon is een Amerikaans biofarmaceutisch bedrijf dat merkgeneesmiddelen en generieke geneesmiddelen produceert. Teva is een internationale farmaceut die actief is op het gebied van generieke geneesmiddelen. Cephalon was houder van octrooien op modafinil, het werkzame bestanddeel van het middel Provigil. Nadat de oorspronkelijke octrooien waren verlopen, wilde Teva een generieke versie van het product op de markt brengen. In 2005 sloten beide bedrijven een schikkingsovereenkomst. Teva stelde haar markttoetreding uit, in ruil voor betalingen en andere voordelen van Cephalon. De Europese Commissie oordeelde in 2020 dat deze overeenkomst een beperking van de mededinging naar strekking vormde, in strijd met artikel 101 VWEU. Zij legde boetes op aan beide ondernemingen. Het Gerecht bevestigde dit oordeel in 2023. Teva en Cephalon stelden daarop hoger beroep in bij het Hof van Justitie. 

Teva en Cephalon voerden onder meer aan dat het Gerecht een onjuist criterium had toegepast bij de beoordeling of de overeenkomst een beperking naar strekking inhield, met name ten aanzien van het niet-concurrentiebeding en niet-betwistingsbeding. Het Hof verwerpt dit argument: bij de kwalificatie als mededingingsbeperking naar strekking moet de overeenkomst als geheel worden beoordeeld, en niet per clausule afzonderlijk. Volgens het Hof heeft het Gerecht dit correct toegepast. Ook het argument dat de motivering van het Gerecht gebrekkig of tegenstrijdig zou zijn, slaagt niet. Teva en Cephalon hebben onvoldoende onderbouwd waarom dat zo zou zijn. Bepaalde onderdelen van het eerste middel verklaart het Hof niet-ontvankelijk of irrelevant. Het tweede middel, dat ziet op de (eventuele) mededingingsverstorende gevolgen van de overeenkomst, faalt eveneens. Nu de overeenkomst terecht als beperking naar strekking is aangemerkt, was een afzonderlijke analyse van de gevolgen niet vereist. De hogere voorziening wordt in zijn geheel afgewezen. Teva en Cephalon worden veroordeeld in de proceskosten. 

 78     Anders dan rekwirantes betogen, vereist het door het Gerecht bevestigde criterium dus niet dat voor elke handelstransactie wordt beoordeeld of deze daadwerkelijk zou zijn gesloten dan wel onder dezelfde voorwaarden zou zijn gesloten zonder de schikkingsovereenkomst, in haar geheel beschouwd. Dit criterium strekt er integendeel toe vast te stellen of, zoals de in punt 67 van het onderhavige arrest aangehaalde rechtspraak vereist, de waardeoverdrachten uiteindelijk uitsluitend worden verklaard door het commerciële belang van de betrokken marktdeelnemers om niet te concurreren op basis van verdienste.

79      Gelet op de uitleg in de punten 47 tot en met 50 van het bestreden arrest, waarvan de punten 48 tot en met 50 door rekwirantes niet worden betwist, heeft het Gerecht, wat het verschil betreft tussen de analyse die is verricht in het kader van de vaststelling of er sprake is van een mededingingsbeperking naar strekking en de „contrafeitelijke” methode die enkel moet worden toegepast in het kader van de beoordeling van de mededingingsverstorende gevolgen van een overeenkomst, anders dan rekwirantes stellen, duidelijk uiteengezet waarom deze analyse niet gelijkstaat aan deze „contrafeitelijke” methode.