Gepubliceerd op donderdag 24 januari 2019
IEF 18201
Gerechtshoven ||
15 jan 2019
Gerechtshoven 15 jan 2019, IEF 18201; ECLI:NL:GHDHA:2019:8 (Perspublicatie politie), https://ie-forum.nl/artikelen/perspublicatie-politie-rechtmatig-voorlichting-huiszoeking-voor-de-hand-liggend

Perspublicatie politie rechtmatig, voorlichting huiszoeking voor de hand liggend

Hof Den Haag 15 januari 2019, IEF 18201; IT 2708 (Perspublicatie politie) Mediarecht. Privacy. Geïntimeerde is in zijn woning aangehouden op verdenking van heling van autoradio's. Na aanhouding is zijn woning met toestemming van de R-C doorzocht. De politie heeft hierover een persbericht geplaatst. De rechtbank stelt dat de politie deze bevoegdheid heeft maar rekening dient te houden met de belangen van de verdachte, in bijzonder zijn eer en goede naam en persoonlijke levenssfeer. Onschuldpresumptie door persbericht niet geschonden. Voorlichting over de huiszoeking en aanhouding, was gelet op de onrust in de gemeente, voor de hand liggend, terwijl transparantie over de aard van de (voor de directe omgeving kenbare) huiszoeking mede in het belang was van geïntimeerde. De politieactie had immers kunnen leiden tot speculatie bij buurtgenoten dat sprake was van een ernstiger verdenking dan (schuld)heling. Deze mogelijke speculatie is door de perspublicatie in de kiem gesmoord. Verder geldt dat de herleidbaarheid tot geïntimeerde bij zijn straatgenoten zijn oorzaak vindt in het rechtmatige politieoptreden. In ieder geval is er geen enkele aanwijzing dat, los van de (rechtmatig bevonden) huiszoeking en aanhouding, de identiteit van geïntimeerde was af te leiden uit het persbericht. Grieven slagen (gedeeltelijk).

5.1. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat als uitgangspunt geldt dat de politie de bevoegdheid heeft om persberichten te publiceren. De publicatie van persberichten door de politie is echter onrechtmatig indien het een inbreuk vormt op het door artikel 6 lid 2 EVRM gewaarborgde recht dat eenieder tegen wie een vervolging is ingesteld, voor onschuldig wordt gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. Uit de onschuldpresumptie volgt dat bij perspublicaties de benodigde terughoudendheid en zorgvuldigheid moet worden betracht en dat niet de indruk mag ontstaan dat iemand schuldig is, voordat hij door een rechter is veroordeeld. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft in dit verband het volgende overwogen: “(...) respect for the presumption of innocence requires that the authorities use all the necessary discretion and circumspection (…). Article 6 § 2 will be violated if a statement of a public official concerning a person charged with a criminal offence reflects an opinion that he is guilty before he has been proved so according to law. It suffices, even in the absence of any formal finding, that there is some reasoning to suggest that the official regards the accused as guilty. In this respect, the Court has emphasised the importance of the choice of words by public officials in their statements to the press before a person has been tried and found guilty of an offence (…).” (EHRM 10 mei 2005, nr. 6569/04 (Arrigo en Vella t. Malta)).

5.2. De rechtspraak van de Hoge Raad sluit hierbij aan en de Aanwijzing voorlichting opsporing en vervolging moet ook dat licht worden bezien (HR 13 juli 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3161 (Clickfondszaak)). Het hof meent, met de Staat, dat de politie in dit geval met het persbericht het beginsel van de onschuldpresumptie niet heeft geschonden. Voorlichting over de huiszoeking en aanhouding was, met name gelet op de onrust in [gemeente], voor de hand liggend, terwijl transparantie over de aard van de (voor de directe omgeving kenbare) huiszoeking mede in het belang was van [geïntimeerde] . De politieactie had immers kunnen leiden tot speculatie bij buurtgenoten dat sprake was van een ernstiger verdenking dan (schuld)heling. Deze mogelijke speculatie is door de perspublicatie in de kiem gesmoord.

5.3. Verder geldt dat de herleidbaarheid tot [geïntimeerde] bij zijn straatgenoten zijn oorzaak vindt in het rechtmatige politieoptreden. In ieder geval is er geen enkele aanwijzing dat, los van de (rechtmatig bevonden) huiszoeking en aanhouding, de identiteit van [geïntimeerde] was af te leiden uit de omschrijving in het persbericht “47-jarige [inwoner naam gemeente]”. Hierbij verdient opmerking dat [gemeente], zoals algemeen bekend is, een stad is met een groot aantal inwoners. De mededeling in het persbericht dat de politie verwacht met de aanhouding een einde te hebben gemaakt aan heling en of diefstal van autoradio’s, is in dit geval bovendien voldoende terughoudend van inhoud en toonzetting.