Gepubliceerd op vrijdag 25 november 2011
IEF 10563
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Post mortem persoonlijkheidsrechten

BGH, Beschluss des I. Zivilsenats vom 9.11.2011 - I ZR 216/10 ("Stuttgart 21") - OLG Stuttgart 6 oktober 2010, 4 U 106/10

Uit't persbericht. Duitsland. Persoonlijkheidsrechten ontwerp stationsgebouw post mortem. Kort gezegd: Aan persoonlijkheidsrechten komt na jaren of decennia na de dood van de auteur minder gewicht toe. In dit geval is er meer dan drie kwart van de auteursrechtelijke termijn verlopen, dus komt er minder bescherming toe.

Het Centraal Station van Stuttgart is gebaseerd op een ontwerp van prof. Dipl.-Ing. Paul Bonatz en gebouwd in het jaar 1911. Dit ontwerp is auteursrechtelijk beschermd. Auteursrechtelijke bescherming duurt voort, nadat de architect overleed in 1956, tot het einde van het jaar 2026.

De planning van het door Deutsch Bahn AG gepresenteerde infrastructuurproject "Stuttgart 21" voorziet daarin dat de zijvleugels en de trap in de grote zaal worden gesloopt. Eén van deze vleugels is al gesloopt in 2010.

Eiser ziet in dit plan, en de reeds gedeeltelijk sloop van het stationsgebouw, een inbreuk op de persoonlijkheidsrechten van Paul Bonatz. Met die actie hij de reconstructie van de noordwestelijke vleugel bewerkstelligen, en de afbraak van de zuid-oostelijke vleugel en de trap voorkomen.

Zowel de rechtbank als het Oberlandesgericht van Stuttgart hebben de vorderingen verworpen. De herziening werd niet goedgekeurd door het Oberlandesgericht. Het BGH bevestigt de beslissing van het Oberlandesgericht Stuttgart en ziet geen gronden voor een revisie.

1. Die von der Beschwerde als grundsätzlich erachtete Rechtsfrage, ob im Rahmen der gebotenen Abwägung der betroffenen Interessen des Urhebers einerseits und des Eigentümers andererseits den urheberpersönlichkeitsrechtlichen Interessen des Urhebers nach seinem Tode ein geringeres Gewicht als zu seinen Lebzeiten beigemessen werden kann, ist bereits geklärt. Der Senat hat entschieden, dass die Urheberinteressen Jahre oder Jahrzehnte nach dem Tod des Urhebers nicht notwendig dasselbe Gewicht haben wie zu seinen Lebzeiten (Urteil vom 13. Oktober 1988 - I ZR 15/87, GRUR 1989, 106, 107 - Oberammergauer Passionsfestspiele II). Daran hat der Senat in seiner jüngeren Rechtsprechung festgehalten (Urteil vom 19. März 2008 - I ZR 166/05, GRUR 2008, 984 Rn. 29 = WRP 2008, 1440 - St. Gottfried). Die Nichtzulassungsbeschwerde hat keine beachtlichen Gründe für eine Überprüfung dieser Rechtsprechung dargelegt. Das Berufungsgericht konnte daher ohne Rechtsfehler berücksichtigen, dass die (postmortale) Schutzfrist des Urheberrechts von Paul Bonatz 56 Jahre nach dessen Tod bereits zu mehr als drei Vierteln abgelaufen ist.