Gepubliceerd op maandag 15 oktober 2007
IEF 4874
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Prior light art

lsib.gifRechtbank Dordrecht, 22 augustus 2007, LJN: BB5574, Eiser B.V. tegen Gedaagde N.V.

Eindvonnis in auteursrechtzaak, na bewijslevering. Gedaagde heeft volgens de rechter bewezen dat haar tuinverlichting het resultaat is van een zelfstandige schepping en niet de vrucht van ontlening, ook niet van onbewuste, aan de lichtstok van eiser. Geen inbreuk.

In het tussenvonnis van 5 april 2006 is gedaagde toegelaten te bewijzen dat de Lisboa een zelfstandige schepping is en niet de vrucht van bewuste of onbewuste ontlening aan de lichtstok van eisende lichtkunstenaar Van Munster. Rechter Diekman is van oordeel dat gedaagde in de bewijsopdracht is geslaagd en dat er bovendien, zoals zij stelt, méér is.

“2.9.  Getuige 1 - volgens eigen verklaring de ontwerper van de Lisboa -, en de andere gehoorde getuigen - allen (destijds) werknemers van gedaagde - verklaren dat zij de lichtstok van eiser2 niet kenden voordat deze zaak begon. Dit komt de rechtbank, in tegenstelling tot eisers, niet onmogelijk voor. Zelfs als eiser 2 tot de wereldtop van lichtkunstenaars behoort, zoals eisers stellen, wil dat niet noodzakelijk zeggen dat ook elk van zijn individuele werken – de lichtstok in het bijzonder - een zo grote bekendheid geniet dat de ontwerpers/werknemers van een bedrijf als gedaagde die wel moeten kennen. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat uit de stellingen en producties van eisers niet blijkt dat de lichtstok op grote schaal is verspreid, of dat specifiek aan de lichtstok (inter)nationaal op uitgebreide schaal bekendheid is gegeven.  De rechtbank heeft dan ook geen reden om op dit punt aan de geloofwaardigheid van de getuigen te twijfelen.

2.10.  Deze verklaringen zijn op zichzelf echter niet voldoende om het opgedragen bewijs geleverd te achten. De onwaarschijnlijkheid dat overeenstemming tussen twee werken louter toevallig is, dient immers op meer te berusten dan de verklaringen van de ontwerper van het werk waarvan wordt gesteld dat het inbreuk maakt (LJN: AA4872, HR 18-02-2000).
In dit geval is er méér.

2.11.  Productie 9 van gedaagde betreft een publicatie over “BEGA Gartenleuchten in der Bundesgartenschau Köln 1971”. (…) 2.12.  De lamp van BEGA kenmerkt zich, net zoals de lichtstok van [eiser2] en de Lisboa, door zijn visuele eenvoud en doordat de lamp de vorm heeft van een rechtopstaande lucifer. De lamp van BEGA is daarbij, net zoals de Lisboa, een tuinlamp. Naar het oordeel van de rechtbank is de overeenstemming tussen de Lisboa en dit model van BEGA zo groot, dat het mogelijk is dat het ontwerp van de Lisboa (al dan niet onbewust) is terug te voeren op dit model van BEGA.

2.14.  Samenvattend is de rechtbank van oordeel dat het, gezien productie 9 van gedaagde, mogelijk is dat de Lisboa langs een andere weg dan die van ontlening aan de lichtstok van eiser 2  is ontstaan. De verklaringen van de getuigen wekken de overtuiging dat dit ook daadwerkelijk het geval is. Hiermee is het uit de punten van overeenstemming tussen de Lisboa en de lichtstok voortvloeiende vermoeden van ontlening weerlegd.

2.16.  Eisers zullen, als in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de proceskosten. Nu eisers geen verweer hebben gevoerd tegen de gevorderde hoofdelijkheid zullen zij ieder hoofdelijk in deze kosten worden veroordeeld.  

Lees het vonnis hier.