Gepubliceerd op woensdag 4 oktober 2006
IEF 2824
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Puma/Sabel

(verwarringscriterium)KMVS-IE NL06_Page_17_Image_0001.png

 

 

 

KMVS-IE NL06_Page_17_Image_0002.pngHvJ EG 11 november 1997, zaak C-251/95, Puma/Sabel; springende roofkat
Artikel 4 en 5 lid 1 sub b Merkenrichtlijn

Het relevante criterium in art. 4 en 5 lid 1 sub b Merkenrichtlijn is verwarringsgevaar. De toevoeging ‘inhoudende de mogelijkheid van associatie’ heeft geen betekenis.

Puma maakte op grond van zijn beeldmerk, een poema, bezwaar tegen de merkinschrijving door Sabel van een ‘springende roofkat’ als merk voor o.a. lederwaren.

NJ 1998/523, m.nt. DWFV
BIE 1998/9,
IER 1997/54, m.nt. ChG,
AA 1998, p. 700, m.nt. HCJ

‘Het criterium ‘gevaar voor verwarring, inhoudende de mogelijkheid van associatie met het oudere merk’, als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub b, [Merkenrichtlijn] moet aldus worden uitgelegd, dat gevaar voor verwarring in de zin van deze bepaling niet reeds aanwezig kan worden geacht, indien het publiek twee merken wegens hun overeenstemmende begripsinhoud met elkaar zou kunnen associëren’ (Dictum).

‘Het verwarringsgevaar dient […] globaal te worden beoordeeld, met inachtneming van alle relevante omstandigheden van het concrete geval. Deze globale beoordeling dient wat de visuele, auditieve of begripsmatige gelijkenis betreft te berusten op de totaalindruk die door de merken wordt opgeroepen, daarbij onder meer rekening houdend met hun onderscheidende en dominerende bestanddelen. […] [De] indruk die bij de gemiddelde consument van de betrokken soort waren of diensten achterblijft, een beslissende rol in de globale beoordeling van het verwarringsgevaar. De gemiddelde consument nu neemt een merk gewoonlijk als een geheel waar en let niet op de verschillende details ervan.

‘Het verwarringsgevaar is des te groter naarmate de onderscheidingskracht van het oudere merk sterker is. Derhalve kan niet worden uitgesloten, dat een begripsmatige gelijkenis voortvloeiend uit het feit dat twee merken afbeeldingen met een overeenstemmende begripsinhoud gebruiken, verwarring kan doen ontstaan in een geval waarin een ouder merk hetzij van huis uit, hetzij wegens zijn bekendheid bij het publiek, bijzondere onderscheidingskracht bezit.’

‘In omstandigheden echter als die van het hoofdgeding, waarin het oudere merk geen bijzondere bekendheid geniet en bestaat uit een afbeelding met weinig suggestieve elementen, volstaat
een louter begripsmatige gelijkenis tussen de merken niet om verwarringsgevaar te scheppen.’ (Ov. 22-25).