Gepubliceerd op maandag 24 december 2012
IEF 12184
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

"In mijn visie" is een uiterst lichte relativering

Vzr. Rechtbank Breda 6 december 2012, LJN BY6172 ("In mijn visie")

Als randvermelding. Onrechtmatige uitlatingen. Geen rectificatie; eiser kan dit vonnis aan bestuur van NVM zenden.

Eiser en gedaagde hebben een samenwerkingsverband op het gebied van makelaarsactiviteiten; de ontvlechting is uitgesproken; eiser is voorzitter van de vakgroep Business Onroerend Goed binnen de NVM.

Bij e-mailbericht bericht gedaagde het hoofdbestuur van de NVM als volgt:  “Zoals u zo mogelijk bekend heb ik met de heer [eiser], thans voorzitter vakgroep BOG, vele jaren tezamen een onderneming gehad. Aan het eind van de onderneming heeft de heer [eiser] zich, in mijn visie, onder andere schuldig gemaakt aan oplichting en paulianeus handelen. Mede door toedoen van de heer [eiser] zijn onze gezamenlijke ondernemingen in april en mei 2009 gefailleerd."

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de beperking “in mijn visie” een uiterst lichte relativering die niet of nauwelijks afbreuk doet aan de ernst van het verwijt oplichting en paulianeus handelen.

De voorzieningenrechter
4.1. verbiedt gedaagde in privé en handelend namens de aan hem gelieerde ondernemingen en/of de door hem gecontroleerde vennootschappen, om jegens derden uitlatingen te doen met de strekking of inhoud dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en/of paulianeus handelen, al dan niet met een toevoeging “in mijn visie”;

3.7. De gevorderde rectificatie acht de voorzieningenrechter niet noodzakelijk, omdat [eiser] dit vonnis kan toezenden aan het bestuur van de NVM.

3.6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de beperking “in mijn visie” een
uiterst lichte relativering die niet of nauwelijks afbreuk doet aan de ernst van het verwijt oplichting en paulianeus handelen. Er is door [gedaagde] geen algemeen belang aangevoerd voor het geven van de kwalificaties “oplichting” en “paulianeus handelen”. De relevantie van deze kwalificaties voor de vraagstelling zoals weergegeven in de laatste alinea van het
e-mailbericht ontbreekt. Met andere woorden, de diffamerende woorden oplichting en paulianeus handelen zijn niet functioneel en worden niet gedragen door meer dan een particulier belang van [gedaagde].