24 feb 2025
Raadbeslissing in tuchtzaak tegen advocaat van artiest aangespannen door artiestenmanager

Raad van Discipline 24 februari 2025, IEF 22578; 24-831/A/A (Klager tegen verweerder). De heer J, een IJslandse cliënt die geen Nederlands spreekt, schakelde via zijn co-managers (waaronder klager) een advocaat in voor een geschil met een muziekproducer en New Day Productions. J had € 10.000,- betaald voor deelname aan een televisieprogramma, maar de uitzending ging niet door. In 2017 en 2018 vond overleg plaats tussen de betrokkenen, en J besloot in september 2018 de behandeling van de zaak te stoppen. De zaak tegen het televisieprogramma werd niet verder opgepakt. In 2019 herstartte J de zaak tegen de muziekproducer met bijstand van verweerder, zonder betrokkenheid van klager. In 2022 vroeg J verweerder om hem bij te staan in een nieuw geschil tegen klager, omdat J klager verantwoordelijk hield voor misleiding en de overeenkomst met New Day Productions. In augustus 2022 werd klager hierover aangeschreven, en in juli 2024 werd hij namens J gedagvaard. Klager diende daarop op 30 juli 2024 een klacht in tegen verweerder bij de deken.
Klager verwijt verweerder dat hij vertrouwelijke informatie heeft ontleend aan de gesprekken die klager en J samen met verweerder hebben gevoegd. Verweerder zou daarmee de kernwaarden vertrouwelijkheid en partijdigheid hebben geschonden. De raad oordeelt dat er geen sprake is van een advocaat-cliëntrelatie tussen klager en verweerder, omdat klager de offerte van verweerder nooit heeft geaccepteerd. De contacten met verweerder waren uitsluitend ten behoeve van J, waarbij klager als co-manager optrad. Bovendien heeft klager geen vertrouwelijke informatie over zijn eigen zaak met verweerder gedeeld. Daarom is er geen sprake van een schending van de kernwaarden vertrouwelijkheid en partijdigheid, en worden de klachtonderdelen ongegrond verklaard.
5.2 De raad overweegt het volgende. In gedragsregel 15 is - kort gezegd - bepaald dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een (voormalig) cliënt van hem of van een kantoorgenoot, omdat dit kan leiden tot belangenverstrengeling. De raad stelt vast dat van een situatie waarin toepassing moet worden gegeven aan gedragsregel 15 geen sprake is. Daarvoor dient klager op enig moment de cliënt van verweerder te zijn geweest (15 lid 1 onder b). Dat is niet gebleken. Weliswaar heeft klager in 2017 en 2018 contact gehad met verweerder, maar dat contact heeft niet geleid tot een opdrachtovereenkomst tussen klager en verweerder. Klager had immers de offerte van verweerder niet geaccepteerd. De besprekingen die daarna gevoerd zijn met verweerder waren ten behoeve van J. Klager fungeerde als een co-manager c.q. begeleider van J, omdat hij de Nederlandse taal niet machtig was. Verweerder heeft daarbij niet geadviseerd over de zaak die klager zelf betrof. Evenmin is gebleken dat verweerder vertrouwelijke informatie van klager heeft ontvangen die hij nu in de procedure tegen klager gebruikt. Klager heeft ter zitting uitdrukkelijk verklaard dat hij geen vertrouwelijke informatie over zijn eigen zaak heeft gedeeld met verweerder, maar uitsluitend informatie over de positie van J heeft verstrekt. Van handelen in strijd met de kernwaarden vertrouwelijkheid en partijdigheid is dan ook niet gebleken. De klachtonderdelen a) en b) zijn daarmee ongegrond.