2 jul 2025
Rb. Den Haag exhibitie ex 194–195 Rv afgewezen wegens ontbreken redelijk vermoeden van inbreuk

Rb. Den Haag 2 juli 2025, IEF 22971; ECLI:NL:RBDHA:2025:17805 (Liftra tegen Liftoff c.s.). Liftra vraagt in kort geding inzage/afschrift uit eerder gelegd bewijsbeslag op grond van het nieuwe bewijsrecht (art. 194–195 Rv, per 1-1-2025) om vermeende inbreuk op EP 3 204 639 B1 (main shaft fixture) door Liftoff-MCE en KenzFigee te onderbouwen. De rechtbank acht zich bevoegd (o.a. art. 4 Brussel I-bis; art. 80 lid 2 sub c ROW), constateert spoedeisend belang en past het nieuwe bewijsrecht toe (ondanks dagvaarding; het petitum wordt overeenkomstig gelezen, zonder omzetting). Maatstaf in IE-zaken: inzage kan pas als er een “rechtsbetrekking” is, i.e. een redelijk vermoeden van (dreigende) inbreuk dat al met bestaand materiaal aannemelijk is; de weigeringsgrond “gewichtige redenen” uit art. 194 lid 2 sub b Rv geldt hier niet (art. 1019a lid 3 Rv). Dat vermoeden krijgt Liftra niet rond: het kernbewijs (LinkedIn-foto van 13-7-2022) ziet op een opstelling in Canada met aangepaste (zwarte) onderdelen die daar zijn gemaakt; er is niet aannemelijk dat gedaagden die onderdelen in Nederland vervaardigen of hier projecten aanbieden/uitvoeren die onder EP 639 vallen. Uit de beschrijvingen van aangetroffen producten (die Liftra al ongeredigeerd inzag) blijkt bovendien dat deze niet onder de conclusies van EP 639 vallen. Gevolg: inzage/afschrift afgewezen; de (on)geldigheid van het octrooi blijft onbesproken.
In reconventie vorderen Liftoff c.s. opheffing of beperking van de beslagen (primair: verval ex art. 1019i Rv, subsidiair: ondeugdelijkheid/onnodigheid, meer subsidiair: beperking). Dat faalt: er is geen 1019i-verklaring bij de griffie, de drempel voor beslagverlof is laag, het afwijzen van inzage ontneemt het initiële beslag-vermoeden niet, de stukken liggen bij een neutrale bewaarder en een concreet lekrisico is niet onderbouwd. Kosten (art. 1019h Rv) conform afspraak: € 36.000 in conventie voor rekening van Liftra en € 4.000 in reconventie voor rekening van Liftoff c.s., beide met wettelijke rente.
4.6. Liftra duidt gedaagden in de stukken gezamenlijk aan met “LiftWerx” en schaart hieronder tevens LiftWerx Solutions en LiftWerx Holdings, beide gevestigd in Canada. De voorzieningenrechter benadrukt dat het in deze procedure gaat over het (vermeend inbreukmakend) handelen van Liftoff-MCE, Kenz Crane en Kenz Cranes Services en dat de handelingen van andere buiten Europa gevestigde juridische entiteiten niet één op één aan gedaagden kunnen worden toegerekend op basis van de enkele omstandigheid dat de LiftWerx bedrijven zich tot augustus 2024 (toen Liftoff-MCE werd gerebrand) naar buiten toe presenteerden als een groep, bedrijven onderling samenwerken en personen werkzaam bij één van gedaagden als uitvinder staan vermeld op sommige octrooi-aanvragen (andere dan de onder 3.2 genoemde) van Liftwerx Holdings. Ten laste van Liftoff c.s. is het verlof tot het leggen van bewijsbeslag verleend en het beslag gelegd. Om inzage in de beslagen gegevens te verkrijgen dient Liftra per gedaagde zodanige feiten en omstandigheden te stellen en met het reeds voorhanden bewijsmateriaal te onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat door handelingen van die gedaagde inbreuk op het Octrooi is gemaakt dan wel dreigt te worden gemaakt. Anders dan door Liftra betoogd, is de enkele omstandigheid dat door de beslagrechter verlof is verleend, onvoldoende om de aannemelijkheid van een vorderingsrecht jegens alle gedaagden aan te nemen. Het verlof wordt immers verleend zonder gedaagden te horen, terwijl in deze procedure verweer is gevoerd tegen de door Liftra aangevoerde feiten en omstandigheden, die de voorzieningenrechter bij de beoordeling van de inzagevordering dient mee te wegen.