Gepubliceerd op vrijdag 27 mei 2011
IEF 9710
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Rechtbank Breda 22 april 2011, LJN BQ6128 (belanghebbende tegen Belastinginspecteur)

Terugbetaling octrooilicentie aftrekbaar?

Octrooirecht. Licentieovereenkomst. Dwaling over faillissement. Terugbetaling ten laste van resultaat 2005.

Licentieovereenkomst lumpsum van €100.000 en managementovereenkomst waardoor €28.840 is betaald voor werkzaamheden. Nu wordt door Rechtbank 's-Hertogenbosch overeenkomsten vernietigd o.g.v. verzwijgen (naderende) faillissementen en opvoeren onrechte referenties, oftewel dwaling. Kan octrooilicentievergoeding en vergoeding ten laste van resultaat worden gebracht?

Naar goedkoopmanschap relevante feiten en omstandigheden vóór balansdatum in ogenschouw nemen. Oftewel geschil begin februari 2006 geen feit zoals deze op balansdatum 31 december 2005 was en kan onverschuldigd betaalde octrooilicentie en managementvergoeding niet ten laste van resultaat worden gebracht. Geen beroep op art. 3:53 BW.

2.5.[onderneming E] B.V. i.o., rechtsgeldig vertegenwoordigd door belanghebbende, sluit per [datum] 2005 met[onderneming D] een licentieovereenkomst in verband met het octrooirecht om de [machine] te produceren. Hiervoor ontvangt belanghebbende een lumpsum ten bedrage van€ 100.000 exclusief omzetbelasting. Dit bedrag is in het onderhavige jaar als opbrengst, zijnde een licentiefee, in de winst- en verliesrekening in de eenmanszaak van belanghebbende verantwoord.

2.7.In de periode van 1 januari 2006 tot en met mei 2006 heeft belanghebbende management werkzaamheden verricht voor [onderneming D] en daarvoor heeft [onderneming D] aan belanghebbende € 28.840 betaald.

2.10.Ingevolge goedkoopmansgebruik kunnen dan wel moeten relevante feiten en omstandigheden die zich vóór balansdatum hebben voorgedaan maar pas na het opmaken van de fiscale balans aan het licht komen nog in aanmerking worden genomen (vergelijk Hoge Raad 18 juni 1943, B. 7687). Nu belanghebbende ter zitting heeft verklaard dat het geschil tussen hem en [onderneming C] en [onderneming D] begin februari 2006 is ontstaan, vormt dit geen feit of omstandigheid die een licht werpt op de situatie zoals deze op balansdatum, 31 december 2005, was. Per balansdatum was immers nog geen sprake van een geschil. Dit geldt zowel voor de waardering van de deelneming als voor de terugbetaling van de licentiefee. Derhalve kan ter zake van de vernietigde overeenkomsten in het onderhavige jaar geen bedrag ten laste van het resultaat worden gebracht.

2.11.Belanghebbendes beroep op artikel 3:53 van het Burgerlijk Wetboek kan hem niet baten. In het fiscale recht dient namelijk uit te worden gegaan van de werkelijke feiten en omstandigheden op balansdatum. Derhalve wordt geen rekening gehouden met het achteraf optredende civielrechtelijke gevolg van de terugwerkende kracht van de vernietiging van de rechtshandeling.

Lees de uitspraak hier (link en pdf)
Artikel 3:53 BW