Gepubliceerd op maandag 13 oktober 2025
IEF 22987
Rechtbank Midden-Nederland ||
23 jul 2025
Rechtbank Midden-Nederland 23 jul 2025, IEF 22987; ECLI:NL:RBMNE:2025:4969 ([eiseres] tegen [gedaagde]), https://ie-forum.nl/artikelen/rechtbank-midden-nederland-verlangt-nadere-bewijslevering-in-merkinbreukzaak-over-surinaamse-ijsjes

Rechtbank Midden-Nederland verlangt nadere bewijslevering in merkinbreukzaak over Surinaamse ijsjes

Rb. Midden-Nederland 23 juli 2025, IEF 22987; ECLI:NL:RBMNE:2025:4969 ([eiseres] tegen [gedaagde]).  De kantonrechter (locatie Almere) behandelt een geschil tussen een supermarkt ([eiseres] B.V.) en haar groothandel/toeleverancier ([gedaagde] B.V.) over door [gedaagde] geleverde ijsjes met het merk van de familie [C]/[D]. [eiseres] stelt dat zij, na een sommatiebrief namens medemerkhouders [C] en [D] waarin staat dat in de EER alleen frisdranken onder dit merk mogen worden verhandeld, de verkoop moest staken en schade lijdt op haar restantvoorraad. Zij vordert €6.713,65 (waarvan €5.597,15 hoofdsom en €1.116,50 buitengerechtelijke kosten), met verrekening tegenover door haar nog onbetaalde facturen van [gedaagde] (€2.327,15). [gedaagde] betwist onrechtmatigheid, beroept zich op rechtmatige inkoop via een Surinaamse leverancier en vordert in reconventie betaling van die €2.327,15. Eerder speelde een vrijwaringsincident; na antwoord, reconventie en zitting op 24 juni 2025 wijst de rechtbank op 23 juli 2025 een tussenvonnis.

De rechtbank kan nog niet beslissen en verlangt nadere bewijslevering over (i) inbreuk en (ii) rechtmatige verhandeling. [eiseres] moet concreet onderbouwen dat verkoop van juist “ijs” binnen de EER tegen het merkrecht ingaat; de waarschuwingsbrief is daarvoor onvoldoende omdat die vooral andere producten noemt en onduidelijk is welke merkhouders bevoegd zijn en welke norm precies wordt geschonden. De rechter wijst daarbij op HvJ-recht (C-686/21) over medehouderschap/licenties en de betekenis van toepasselijk nationaal recht. [gedaagde] moet meer overleggen dan één e-mail en gedocumenteerd aantonen dat zij toestemming/recht had om de ijsjes in Nederland op de markt te brengen (bijv. overeenkomst(en), correspondentie, bestelformulieren, facturen). De zaak wordt naar de rol van 20 augustus 2025 verwezen voor schriftelijke uitlatingen van beide partijen; iedere verdere beslissing (in conventie én reconventie) wordt aangehouden.

4.2.   Het is in beginsel aan [eiseres] te bewijzen dat sprake is van een inbreuk op het merkenrecht. De brief van [onderneming 3] is daarvoor zonder nadere toelichting vooralsnog onvoldoende. De brief vermeldt immers dat geen toestemming zou zijn gegeven voor het (laten) verhandelen van kerstbroden en snacks en sommeert [handelsnaam] zich vervolgens te onthouden van ieder gebruik van de [familienaam van C en D] -merkrechten voor producten die geen frisdranken zijn, waaronder (maar niet beperkt tot) kerstbroden gebak en snacks. Aan het product ijs wordt niet (specifiek) gerefereerd. Verder wordt in de brief gerefereerd aan meerdere merkhouders (nog 3) naast [C] en [D] en vormen die rechten, de brief van [onderneming 3] volgend, gemeenschappelijk eigendom van alle merkhouders. Gesteld is dat die merkgerechtigden een onderlinge (interne) afspraak hebben gemaakt dat slechts frisdranken in de Europese Economische Unie, waartoe Nederland behoort, mogen worden verhandeld. Dat die afspraak tussen de merkgerechtigden zou zijn gemaakt blijkt vooralsnog nergens uit. Het had op de weg van [eiseres] gelegen nadere verduidelijking te verkrijgen over de bevoegdheid van de in de brief genoemde [C] en [D] tot het inroepen van een verbod tot verdere verkoop van de ijsjes in het licht van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 april 2023 nr. C-686/21, waarin de vraag of unanimiteit tussen de medehouders dan wel een meerderheid is vereist voor verlening (lees: ook geen toestemming) van een licentie, hetgeen volgens het Hof wordt bepaald door het toepasselijke nationale recht. Daarnaast had verduidelijking moeten worden gevraagd welke merken-rechterlijke overtreding precies ziet op de verkoop van de door [gedaagde] aan [eiseres] geleverde ijsjes.