Gepubliceerd op donderdag 8 mei 2025
IEF 22680
Rechtbank Overijssel ||
30 apr 2025
Rechtbank Overijssel 30 apr 2025, IEF 22680; ECLI:NL:RBOVE:2025:2692 (Eiser tegen gedaagden), https://ie-forum.nl/artikelen/rechtbank-wijst-vorderingen-af-na-uitzending-over-bouwgeschillen-geen-onrechtmatige-beschuldiging

Uitspraak ingezonden door Josine van den Berg, Mount Law

Rechtbank wijst vorderingen af na uitzending over bouwgeschillen: geen onrechtmatige beschuldiging

Rb. Overijssel 30 april 2025, IEF 22680; ECLI:NL:RBOVE:2025:2692 (Eiser tegen gedaagden). Noordkaap produceert een tv-programma waarin zij mensen bijstaan die te maken hebben met uiteenlopende problemen en niet geholpen worden door instanties. Gedaagde presenteert dit. Bij Noordkaap en gedaagde hebben zich twee personen gemeld met klachten over het bouwbedrijf van eiser en twee andere partijen. Gedaagde heeft hier onderzoek naar gedaan en eiser vervolgens in de uitzending geconfronteerd met de vermeende misstanden. Eiser stelt dat hij in zijn eer en goede naam is aangetast nu hij in de uitzending ongegrond is beschuldigd van malversaties, en vordert een rectificatie en schadevergoeding. De rechtbank oordeelt als volgt. Allereerst verwerpt de rechtbank de stelling van eiser dat hij ten onrechte wordt geassocieerd met een eerdere, omvangrijke fraudezaak, waarin hij is vrijgesproken. Ondanks een reconstructie van de zaak in de uitzending waarin een afgebeelde eiser en zijn toenmalige zakenpartner elkaar een “high-five” geven, vermeldt de voice-over expliciet dat dit een reconstructie betreft en dat eiser is vrijgesproken. De rechtbank oordeelt dat voldoende duidelijk is gemaakt dat eiser zich niet schuldig heeft gemaakt aan fraude. 

Daarnaast suggereert de uitzending volgens eiser dat hij verantwoordelijk is voor schade bij een gedupeerde familie, door hen te bewegen tot een betaling van € 100.000. Eiser erkent inmiddels dat hij dit bedrag heeft gevraagd, met het doel de woning alsnog af te bouwen. Volgens de rechtbank blijkt uit overgelegde stukken en de erkenning dat het verzoek om betaling daadwerkelijk is gedaan, zodat voor de uitlating in de uitzending voldoende feitelijke grondslag bestond. Dat de familie ten tijde van de uitzending nog steeds in caravans bivakkeert berust eveneens op feiten. Eiser verwijst ook naar een artikel in De Telegraaf waarin volgens hem de klachten duidelijk uitsluitend tegen zijn voormalig zakenpartner zijn gericht. De rechtbank acht dit niet relevant aangezien het artikel uitsluitend betrekking heeft op diens voormalige zakenpartner en niet op eiser zelf. Ook de mededeling in de uitzending dat de familie aangifte heeft gedaan en hoopt dat de uitzending leidt tot meer meldingen, waardoor het duo (waaronder eiser) alsnog kan worden gestraft, acht de rechtbank niet onrechtmatig. De rechtbank stelt vast dat dit slechts een weergave is van de woorden van de gedupeerde, zonder zelf een beschuldiging te uiten.

Een andere klacht uit de uitzending betreft een familie die stelt €106.000 te hebben betaald voor de bouw van een woning, maar slechts een half gemaaid grasveld heeft ontvangen. De rechtbank oordeelt dat uit een strafrechtelijke aangifte, foto’s van het bedrijf en Whatsapp-correspondentie blijkt dat eiser bij deze kwestie betrokken is. De rechtbank verwerpt de stelling van eiser dat hij substantiële kosten heeft gemaakt voor bouwtekeningen en rapporten, aangezien dit op geen enkele wijze onderbouwd is. Ook faalt de stelling van eiser dat gedaagden hem in de uitzending ten onrechte hebben afgeschilderd als oplichter. De rechtbank overweegt dat gedaagden slechts de woorden van een gedupeerde heeft weergegeven en vragen stelden aan eiser, zonder zelf beschuldigingen te uiten. Ten slotte verwerpt de rechtbank ook de klacht dat gedaagden ten onrechte de indruk hebben gewekt dat het bedrijf van eisers zoon malafide is. Uit de uitlatingen volgt die suggestie niet, en het is niet aannemelijk dat het publiek dit zo heeft begrepen. De rechtbank concludeert dat de uitlatingen in grote mate steun vinden in het feitenmateriaal. Aangezien meerdere gedupeerden zich bij het programma hadden gemeld met vergelijkbare klachten en geen verhaal meer mogelijk is op het inmiddels ontbonden bouwbedrijf, is er volgens de rechtbank een gerechtvaardigd journalistiek belang bij publicatie. De vorderingen van eiser worden dan ook afgewezen.

5.14. [eiser] stelt vervolgens dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in hun uitzending ten onrechte de suggestie hebben gewekt dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en samenspanning, welke stelling door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gemotiveerd is weersproken. De stelplicht en bewijslast van die stelling rust daarom op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op [eiser] . De rechtbank overweegt op dit punt dat [gedaagde 2] in de uitzending niet op enig moment heeft gezegd dat [eiser] een oplichter is. [gedaagde 2] heeft in zijn uitzending de woorden van [naam 3] geciteerd waar het ging over de door [naam 3] ingediende aangifte tegen [eiser] . Het ging daarbij dus niet om de woorden van [gedaagde 2] zelf zodat [gedaagde 2] daarvan geen verwijt valt te maken. [eiser] stelt voorts dat in de uitzending de suggestie wordt gewekt dat hij met zijn toenmalig zakenpartner heeft samengespannen om klanten op te lichten. Deze stelling faalt echter ook, gelet op de inhoud van de uitzending. Daaruit blijkt immers dat [gedaagde 2] [eiser] op dit punt louter vragen stelt waarop [eiser] heeft geantwoord en waarbij geenszins door [gedaagde 2] de suggestie wordt gewekt dat er sprake was van enige samenspanning (zie ook hetgeen de rechtbank daarover hiervoor reeds overwoog). Daarnaast is tussen partijen niet in geschil dat [eiser] en zijn toenmalig zakenpartner feitelijk hebben samengewerkt in het kader van [bedrijf].