21 mrt 2025
Rechter wijst vordering tot gebruiksafhankelijk Buma-tarief af, geen misbruik van machtspositie
Rb. Amsterdam 21 maart 2025, IEF 22623; ECLI:NL:RBAMS:2025:1887 (ID&T Holding tegen Buma). Deze zaak betreft een geschil tussen ID&T Holding en Buma over de licentietarieven voor muziekgebruik. ID&T Holding is eigenaresse van verschillende werkmaatschappijen die grote dance evenementen organiseren. Tijdens deze evenementen worden muziekwerken gebruikt die onder het beheer van Buma vallen. De tarieven van Buma variëren van 3% tot 7% van de recette, afhankelijk van het aandeel Buma-repertoire dat tijdens een evenement wordt gebruikt. ID&T Holding wil dat het tarief wordt gebaseerd op daadwerkelijk gebruikte muziek in plaats van een vast percentage van de recette. Na overleg en correspondentie tussen partijen is er geen overeenstemming bereikt, waarna ID&T Holding zich tot de voorzieningenrechter wendt.
In kort geding vordert ID&T Holding dat Buma wordt verplicht een licentietarief te hanteren op basis van daadwerkelijk gebruik. Daarnaast eist zij dat Buma geen aanvullende voorwaarden stelt aan de licentieverlening. ID&T Holding legt aan deze vorderingen ten grondslag dat Buma misbruik maakt van haar machtspositie (artikel 102 VWEU en artikel 24 Mededingingswet) door vast te houden aan het huidige model en voorwaarden die in strijd zouden zijn met het 'Tomorrowland-arrest' [zie IEF 19620]. Buma verweert zich door te stellen dat haar tariefstructuur rechtmatig is en noodzakelijk vanwege de eis van budgetneutraliteit.
De voorzieningenrechter oordeelt dat Buma weliswaar een machtspositie bekleedt, maar dat het huidige tariefsysteem op zichzelf geen misbruik oplevert. Het Tomorrowland-arrest vereist niet dat de vergoeding exact overeenkomt met het daadwerkelijke gebruik, maar wel dat een nauwkeuriger model moet worden overwogen indien dit zonder onevenredige kosten kan worden geïmplementeerd. Buma kan niet per direct worden gedwongen om een nieuw model te hanteren, met name niet in een kortgedingprocedure. De gevorderde voorzieningen worden afgewezen.
4.15. Partijen zijn verdeeld over de vraag hoe om te gaan met muziek die na het scannen door DJ Monitor niet gekoppeld kan worden aan een muziekwerk uit een van de geraadpleegde databases. Dat Buma vasthoudt aan de voorwaarde dat ook over deze niet-herkende muziekwerken een vergoeding moet worden betaald leidt voorshands niet tot het oordeel dat zij misbruik maakt van haar machtspositie, om dezelfde reden als hiervoor (zie 4.14) geformuleerd. Volgens Buma is een deel van het niet-herkende repertoire afkomstig van rechthebbenden die wél bij haar zijn aangesloten en past zij daarom het percentage wel herkend Buma repertoire toe op het niet herkende deel. In dit kort geding kan onvoldoende worden overzien of het loslaten van deze vergoeding over niet-herkende muziekwerken voldoende recht zou doen aan de bescherming van de belangen van rechthebbenden die bij Buma zijn aangesloten.
4.16. Evenmin kan voorshands worden geoordeeld dat Buma in strijd handelt met het Tomorrowland arrest door vast te houden aan de voorwaarde dat het overgaan naar een nieuw vergoedingsmodel budget neutraal moet zijn. Bij het beoordelen van een nieuw vergoedingsmodel zal de vraag moeten worden beantwoord of sprake is van een buitensporig groot verschil tussen de kosten en gevraagde prijs, en als dat zo is, of de gevraagde prijs onbillijk is. Dit vereist een uitgebreid feitenonderzoek naar alle relevante omstandigheden van het concrete geval, aan de hand waarvan kan worden geoordeeld of een passend evenwicht is getroffen tussen de belangen van de auteurs, componisten en muziekuitgevers die Buma vertegenwoordigt, en de belangen van evenementorganisatoren zoals ID&T Holding. Voor dit alles is een kort geding procedure niet de geëigende weg.