Gepubliceerd op vrijdag 28 oktober 2016
IEF 16342
Hoge Raad ||
28 okt 2016
Hoge Raad 28 okt 2016, IEF 16342; ECLI:NL:HR:2016:2449 (HWS tegen Vitens), https://ie-forum.nl/artikelen/schadestaatprocedure-na-onrechtmatig-verklaarde-uitlatingen-over-waterfiltersystemen-via-81-ro-afged

Schadestaatprocedure na onrechtmatig verklaarde uitlatingen over waterfiltersystemen via 81 RO afgedaan

HR 28 oktober 2016, IEF 16342; ECLI:NL:HR:2016:2449 (HWS tegen Vitens) Art. 81 lid 1 RO. Onrechtmatige daad. Schadestaatprocedure na onrechtmatig verklaarde uitlatingen over waterfiltersystemen. Ontbrekend causaal verband tussen normschending en beslissing grootafnemer om het product niet meer af te nemen. Mediarecht. Uit de Conclusie AG: Het gaat hier om een schadestaatprocedure. In een aantal filialen van Albert Heijn zijn waterfiltersystemen van HWS geplaatst waaruit consumenten tegen betaling gefilterd leidingwater konden afnemen. In de media is discussie ontstaan over (de kwaliteit van) het gefilterde water. Daarbij is onder meer de bestuursvoorzitter van waterleidingbedrijf Vitens aan het woord gekomen. Albert Heijn heeft de samenwerking met HWS nadien beëindigd. Een aantal uitlatingen van Vitens is onrechtmatig jegens HWS geacht. Centraal in deze schadestaatzaak staat of HWS als gevolg van deze uitlatingen schade heeft geleden. Rechtbank en hof menen van niet [IEF 12039, IEF 7890, LJN AZ7893: gezien de overige commotie rond het gefilterde leidingwater is er volgens hen geen grond voor de conclusie dat de samenwerking tussen Albert Heijn en HWS zonder de onrechtmatige uitlatingen van Vitens zou zijn voortgezet. Tegen dit oordeel komt het cassatiemiddel op. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.

4.12 Onderdeel 3 strekt ten betoge dat het hof ten onrechte niet zou hebben gereageerd op het essentiële betoog van HWS (1) dat Albert Heijn zich weinig gelegen liet aan het (jaren eerder aangevangen) debat over de toegevoegde waarde van Zero-water en het prijsverschil met leidingwater, (2) dat de commotie en imagovrees, zoals die Albert Heijn trof, (gedeeltelijk) moet zijn veroorzaakt door de (onrechtmatige) diskwalificaties “ketelwater”, “accuwater” en “strijkijzerwater” en (3) dat de suggestie dat Zero-water ongeschikt zou zijn voor menselijke consumptie de ‘game changer’ voor HWS is geweest.

4.21 Het hof heeft niet in zijn arrest vermeld op welke publicaties en commotie [betrokkene 4] zich specifiek heeft gebaseerd en het hof heeft dit daarmee in het midden gelaten. Het hof behoefde mijns inziens in de gegeven (hiervoor onder 4.20 genoemde) omstandigheden ook niet nader te onderzoeken van welke publicaties en commotie [betrokkene 4] vóór zijn beslissing specifiek kennis heeft genomen. Voor het oordeel van het hof is toereikend dat [betrokkene 4] voor zijn beslissing kennis heeft genomen van andere publicaties en commotie dan het artikel in de Volkskrant. Die vaststelling vindt voldoende grond in de verklaring van [betrokkene 4] en de stellingen van HWS doen aan die vaststelling geen afbreuk (zie hiervoor onder 4.20).

4.30 Het hof heeft dus zowel in de hoofdprocedure als in de schadestaatprocedure geoordeeld dat de negatieve publiciteit en commotie, naast het te lage omzetpeil, voor Albert Heijn de aanleiding zijn geweest om de overeenkomst te beëindigen. Onder die omstandigheden is van miskenning van een definitieve beslissing uit de hoofdprocedure wat mij betreft geen sprake. De weergave van de opzeggingsgronden komt overeen met de e-mail van [betrokkene 4] aan [betrokkene 1] van 23 april 2003 (hiervoor onder 1.11) en de verklaring van [betrokkene 4] (hiervoor 2.4). Onbegrijpelijk is die weergave dus niet.