Gepubliceerd op donderdag 22 maart 2012
IEF 11089
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Schadevergoeding van vijf euro

Rechtbank 's-Gravenhage 21 maart 2012, HA ZA 10-3834 (Gaastra & X-one tegen X)

Sterk vergelijkbaar met andere Gaastra-jurisprudentie. Gaastra c.s. bemerkt dat in een advertentie op de website www.marktplaats.nl onder de namen Z, M en D, kleding, voorzien van de GAASTRA merken, ter verkoop wordt aangeboden. Contact met de verkoper heeft geleid tot een testaankoop van een Gaastra shirt en een spijkerbroek van Armani. Na onderzoek blijkt er sprake te zijn van namaak.

X heeft wel inbreuk gemaakt op het gemeenschapsmerk van X-One. Echter omdat Gaastra geen beroep op de merkrechten waarvan zij zelf houder is, heeft gedaan, is er geen grondslag voor de vordering tot staking van de merkinbreuk. Nu Gaastra geen indicatie heeft gegeven ten aanzien van de begroting van de schade, zal de rechtbank de (onweersproken) winst ad € 5,00 als geleden schade toewijzen. Iedere partij draagt de eigen proceskosten, X wordt bevolen het gebruik van het merk GAASTRA te staken onder last van een dwangsom.

Verder in citaten:

4.6. Voor zover al sprake is van namaak, betwist [X] dat hij wist dat het shirt dat hij aan de onderzoeker van Goorts heeft geleverd namaak was. Ook als die stelling juist zou zijn, hetgeen gemotiveerd is betwist door Gaastra c.s., dan kan dit niet leiden tot het oordeel dat geen sprake is van merkinbreuk omdat artikel 9 GMVo noch artikel 2.20 BVIE kennis of bewustheid van merkinbreuk vereist.

4.7. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat [X] inbreuk heeft gemaakt op het Gemeenschapsmerk op grond van artikel 9 lid 1 sub a GMVo en op het Beneluxmerk op grond van artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE. Het gevorderde verbod om inbreuk te maken op het Gemeenschapsmerk van X-One is dientengevolge toewijsbaar. Dat Gaastra c.s. een afzonderlijk belang heeft bij toewijzing van het gevorderde verbod om inbreuk te maken op het Beneluxmerk is gesteld noch gebleken.

4.8. Nu Gaastra International geen beroep doet op merkrechten waarvan zij zelf de houder is, bestaat er geen grondslag voor haar vordering tot staking van merkinbreuk. Jegens Gaastra International zal het gevorderde verbod derhalve worden afgewezen.

4.15. Nu de omvang van het inbreukmakend handelen daarmee vast is komen te staan, kan de schade thans reeds worden begroot. Verwijzing naar de schade staat is derhalve niet nodig zodat de vordering in zoverre wordt afgewezen. Gaastra c.s. heeft tijdens de zitting nader toegelicht dat zij het gevorderde voorschot op de schadevergoeding (waarvan Gaastra c.s. tijdens de zitting heeft verduidelijkt dat zij anders dan vermeld in het petitum van de dagvaarding niet een voorschot van € 1.641,-- vordert maar een bedrag van € 500,--) niet precies kan onderbouwen maar dat dit een reëel bedrag is omdat de omvang van de inbreuk groter is dan het enkele van [X] gekochte shirt. Nu Gaastra c.s. aldus geen indicatie heeft gegeven ten aanzien van de begroting van de schade, ziet de rechtbank aanleiding aan te knopen bij de onweersproken stelling van [X] dat zijn winst terzake het inbreukmakende shirt € 5,-- was. De rechtbank begroot de door Gaastra c.s. geleden schade dan ook op € 5,-- en zal [X] veroordelen tot betaling van dit bedrag aan Gaastra c.s. Het door Gaastra c.s. gevorderde voorschot op de schadevergoeding wordt mitsdien afgewezen.