Gepubliceerd op woensdag 6 september 2006
IEF 2574
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Scharnierend met elkaar verbonden

knie.bmpRechtbank ’s-Gravenhage, 6 september 2006, HA ZA 04-552 en 05-503. J. Goudsmit tegen Bandage- en Corsetindustrie Basko b.v.

Zeer feitelijk vonnis over uitvinding in dienstbetrekking.

Basko houdt zich oorspronkelijk bezig met ontwikkeling en vervaardiging van bandages en corsetten en de verkoop van orthesen en prothesen. Goudsmit is in 1992 bij Basko in dienst getreden als orthopedisch instrumentmaker. In 2001 is hij arbeidsongeschikt geworden. De arbeidsovereenkomst is met ingang van 1 januari 2004 beëindigd. De laatste functie van Goudsmit bij Basko was Product Manager.

In 1997 heeft Goudsmit een orthopedisch kniegewricht uitgevonden en daarvoor in augustus 1997 een aanvraag voor productontwikkeling bij Basko gedaan. Voor de uitvinding is in september 2001 een Nederlands octrooi verleend.

Basko heeft vervolgens voor de uitvinding een internationale (PCT) aanvraag gedaan, een Europese octrooiaanvraag en octrooiaanvragen in onder meer de Verenigde Staten van Amerika en Canada. Goudsmit heeft voor de internationale aanvraag en de Amerikaanse octrooiaanvraag volmachten ondertekend. In de volmacht ten behoeve van de internationale aanvraag is Basko vermeld als aanvrager van het octrooi. Goudsmit heeft voorts een 'Assignment' getekend waarin is vermeld, kort samengevat, dat hij zijn rechten uit de Amerikaanse octrooiaanvraag overdraagt aan Basko.

Kort gezegd vordert Goudsmit i.c. Basko te veroordelen tot overdracht van alle rechten die voortvloeien uit het Nederlands octrooi en alle daarmee corresponderende aanvragen. 

 

De rechtbank acht zich op grond van art. 60 EOV bevoegd kennis te nemen van de aanspraak van Goudsmit op de Europese octrooiaanvraag, omdat Goudsmit in Nederland werkzaam is geweest.

De stelling van Basko dat zij uit het ondertekenen van de documenten heeft mogen afleiden dat Goudsmit afstand van zijn rechten op het octrooi deed, moet volgens de rechtbank worden verworpen. 

Tussen partijen bestond destijds nog geen geschil over de aanspraken op de uitvinding. Partijen trokken samen op om voor de uitvinding octrooi aan te vragen en schoven de zakelijke afwikkeling voor zich uit. Onder die omstandigheden heeft Basko uit het tekenen van de genoemde documenten niet de conclusie mogen trekken dat Goudsmit afstand deed zijn rechten op het octrooi.

Behoudens door Goudsmit te leveren tegenbewijs, staat het verder volgens de Rechtbank vast dat aard van de dienstbetrekking van Goudsmit meebracht dat hij zijn bijzondere kennis (mede) zou aanwenden tot het doen van uitvindingen. 

Goudsmit stelt zich ook op het standpunt dat de uitvinding die hij heeft gedaan van een ander soort is dan die waarop Basko haar activiteiten richt. Indien hij daarin zou moeten worden gevolgd zou hij aanspraak hebben op het octrooi, ongeacht de aard van de dienstbetrekking.

De activiteiten van Basko beperkten zich niet tot verhandeling van, in de terminologie van Goudsmit, hard goods (bij soft goods wordt gewerkt met bandages en zachte kunststoffen, in de categorie hard goods voornamelijk met metalen). Het door Goudsmit gemaakt onderscheid in soft goods en hard goods is daarom voor de vraag of de in het octrooischrift beschreven uitvinding soortgelijk is aan die waarop Goudsmit zich diende te richten niet bepalend.

De conclusie is dat Goudsmit geen aanspraak kan maken op het octrooi en de octrooiaanvragen tenzij hij erin slaagt het tegenbewijs te leveren. Partijen hebben de rechtbank, voor het geval dat niet direct een eindvonnis kan worden gewezen, verzocht een comparitie te gelasten om de mogelijkheid van een regeling te onderzoeken. Indien geen regeling tot stand komt zal Goudsmit in de gelegenheid worden gesteld vervolgens tegenbewijs te leveren.

De rechtbank beveelt de verschijning van partijen, laat Goudsmit toe tot het leveren van tegenbewijs en houdt iedere verdere beslissing aan.

Lees het vonnis hier.